Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Ankeren (to anchor) conjugation

Dutch
12 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
anker
ankert
ankert
ankeren
ankeren
ankeren
Present perfect tense
heb geankerd
hebt geankerd
heeft geankerd
hebben geankerd
hebben geankerd
hebben geankerd
Past tense
ankerde
ankerde
ankerde
ankerden
ankerden
ankerden
Future tense
zal ankeren
zult ankeren
zal ankeren
zullen ankeren
zullen ankeren
zullen ankeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ankeren
zou ankeren
zou ankeren
zouden ankeren
zouden ankeren
zouden ankeren
Subjunctive mood
ankere
ankere
ankere
ankere
ankere
ankere
Past perfect tense
had geankerd
had geankerd
had geankerd
hadden geankerd
hadden geankerd
hadden geankerd
Future perf.
zal geankerd hebben
zal geankerd hebben
zal geankerd hebben
zullen geankerd hebben
zullen geankerd hebben
zullen geankerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geankerd hebben
zou geankerd hebben
zou geankerd hebben
zouden geankerd hebben
zouden geankerd hebben
zouden geankerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
anker
ankert

Examples of ankeren

Example in DutchTranslation in English
De kapitein besluit te ankeren en aan land te gaan... om op zoek te gaan naar vers proviand en vers vlees... voordat we de koude binnenzeilen.The captain decides to anchor and go ashore looking for fresh provisions... before we head for the cold.
Ik begrijp niet hoe Norton drugs smokkelde, onze schepen ankeren niet in Mexicaanse havens.I don't understand how Norton smuggled drugs out of there when our ships never drop anchor in Mexican ports.
Klaar om te ankeren.Ready to drop anchor.
Waar kunnen we ankeren ?Where's the anchorage?
Waarom zou één van onze schepen daar ankeren?Why would one of our ships be anchoring there?
"The Scarborough" voor anker.The Scarborough anchored.
"zag je één anker van een matroos, dan heb je ze allemaal gezien"."You've seen one sailor's anchor, you've seen 'em all."
'Het anker was opgehaald, de zeilen gehesen, we gleden weg. '"At last, the anchor was up, the sails were set, and off they glided."
- Controleer het anker eerst.- You check the anchor first.
- De anker is gebroken.- The anchor broke.
Acht schepen geankerd op de North River.Eight ships anchored in the lower North River.
Na het ontwijken van de boomstammen en de klif klim, stijgen Hiccup en Snotlout op hun draken, maken een lus rond ons vlaggenschip, geankerd voor de kust, slalommen door de zeepalen doolhof, en keren dan weer naar hier.After the log dodge and the cliff climb, Hiccup and Snotlout will get on their dragons, loop around our flagship anchored off the coast, slalom through the sea stack maze, then head back here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

acteren
act
adderen
adapt
afgeren
do
afkeren
turn away
afleren
do
afmeren
moor
afteren
do
afweren
deflect
akkeren
do
arceren
hatch
bakeren
swaddle
bekeren
convert
imkeren
do
inkeren
do
jokeren
do

Similar but longer

flankeren
flank
frankeren
frank
kankeren
do
mankeren
fail
spankeren
span times

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'anchor':

None found.