Mokeren (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of mokeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
moker
I do
mokert
you do
mokert
he/she/it does
mokeren
we do
mokeren
you all do
mokeren
they do
Present perfect tense
heb gemokerd
I have done
hebt gemokerd
you have done
heeft gemokerd
he/she/it has done
hebben gemokerd
we have done
hebben gemokerd
you all have done
hebben gemokerd
they have done
Past tense
mokerde
I did
mokerde
you did
mokerde
he/she/it did
mokerden
we did
mokerden
you all did
mokerden
they did
Future tense
zal mokeren
I will do
zult mokeren
you will do
zal mokeren
he/she/it will do
zullen mokeren
we will do
zullen mokeren
you all will do
zullen mokeren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou mokeren
I would do
zou mokeren
you would do
zou mokeren
he/she/it would do
zouden mokeren
we would do
zouden mokeren
you all would do
zouden mokeren
they would do
Subjunctive mood
mokere
I do
mokere
you do
mokere
he/she/it do
mokere
we do
mokere
you all do
mokere
they do
Past perfect tense
had gemokerd
I had done
had gemokerd
you had done
had gemokerd
he/she/it had done
hadden gemokerd
we had done
hadden gemokerd
you all had done
hadden gemokerd
they had done
Future perf.
zal gemokerd hebben
I will have done
zal gemokerd hebben
you will have done
zal gemokerd hebben
he/she/it will have done
zullen gemokerd hebben
we will have done
zullen gemokerd hebben
you all will have done
zullen gemokerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gemokerd hebben
I would have done
zou gemokerd hebben
you would have done
zou gemokerd hebben
he/she/it would have done
zouden gemokerd hebben
we would have done
zouden gemokerd hebben
you all would have done
zouden gemokerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
moker
do
mokert
do

Examples of mokeren

Example in DutchTranslation in English
Gooi die moker naar beneden.Throw me down the sledgehammer.
Hé, Doug, heb je toevallig een moker?Say, Doug, do you happen to own a sledge hammer? In the garage.
Je zwaait nog net niet met een moker in het rond.You don't judge me? You do everything but carry a big old gavel around.
Met een creditcard kun je een moker kopen om de deur te slopen.Kelso, if we had a credit card, we could buy a sledgehammer and break down the door.
Nee, we gaan geen moker gebruiken.No, not gonna use a sledgehammer, don't...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afkeren
turn away
akkeren
do
ankeren
anchor
bakeren
swaddle
bekeren
convert
imkeren
do
inkeren
do
jokeren
do
meieren
do
mêleren
do
meneren
do
moveren
do
muteren
do
omkeren
turn around
pikeren
pipe

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?