Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Valgen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
valg
valgt
valgt
valgen
valgen
valgen
Present perfect tense
heb gevalgd
hebt gevalgd
heeft gevalgd
hebben gevalgd
hebben gevalgd
hebben gevalgd
Past tense
valgde
valgde
valgde
valgden
valgden
valgden
Future tense
zal valgen
zult valgen
zal valgen
zullen valgen
zullen valgen
zullen valgen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou valgen
zou valgen
zou valgen
zouden valgen
zouden valgen
zouden valgen
Subjunctive mood
valge
valge
valge
valge
valge
valge
Past perfect tense
had gevalgd
had gevalgd
had gevalgd
hadden gevalgd
hadden gevalgd
hadden gevalgd
Future perf.
zal gevalgd hebben
zal gevalgd hebben
zal gevalgd hebben
zullen gevalgd hebben
zullen gevalgd hebben
zullen gevalgd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gevalgd hebben
zou gevalgd hebben
zou gevalgd hebben
zouden gevalgd hebben
zouden gevalgd hebben
zouden gevalgd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
valg
valgt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

delgen
amortize
vallen
fall
vangen
catch
vasten
do
vatten
catch
vergen
require
voegen
point
volgen
follow
vragen
ask
walgen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.