Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Stansen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stans
stanst
stanst
stansen
stansen
stansen
Present perfect tense
heb gestanst
hebt gestanst
heeft gestanst
hebben gestanst
hebben gestanst
hebben gestanst
Past tense
stanste
stanste
stanste
stansten
stansten
stansten
Future tense
zal stansen
zult stansen
zal stansen
zullen stansen
zullen stansen
zullen stansen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stansen
zou stansen
zou stansen
zouden stansen
zouden stansen
zouden stansen
Subjunctive mood
stanse
stanse
stanse
stanse
stanse
stanse
Past perfect tense
had gestanst
had gestanst
had gestanst
hadden gestanst
hadden gestanst
hadden gestanst
Future perf.
zal gestanst hebben
zal gestanst hebben
zal gestanst hebben
zullen gestanst hebben
zullen gestanst hebben
zullen gestanst hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gestanst hebben
zou gestanst hebben
zou gestanst hebben
zouden gestanst hebben
zouden gestanst hebben
zouden gestanst hebben
Du
Ihr
Imperative mood
stans
stanst

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

flansen
slap together
kransen
do
sjansen
flirt
sponsen
do
stalken
stalk
stallen
stable
stammen
do
stampen
do
stangen
do
stappen
pace
starten
start
statten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

solidariseren
do
spatteren
splash about
spoeden
hurry
sprinten
sprint
staan
stand
stangen
do
stapelen
pile up
stencilen
mimeograph
steuren
do
stillen
decommission

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.