Rokeren (to castle) conjugation

Dutch
3 examples

Conjugation of rokeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
rokeer
I castle
rokeert
you castle
rokeert
he/she/it castles
rokeren
we castle
rokeren
you all castle
rokeren
they castle
Present perfect tense
heb gerokeerd
I have castled
hebt gerokeerd
you have castled
heeft gerokeerd
he/she/it has castled
hebben gerokeerd
we have castled
hebben gerokeerd
you all have castled
hebben gerokeerd
they have castled
Past tense
rokeerde
I castled
rokeerde
you castled
rokeerde
he/she/it castled
rokeerden
we castled
rokeerden
you all castled
rokeerden
they castled
Future tense
zal rokeren
I will castle
zult rokeren
you will castle
zal rokeren
he/she/it will castle
zullen rokeren
we will castle
zullen rokeren
you all will castle
zullen rokeren
they will castle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou rokeren
I would castle
zou rokeren
you would castle
zou rokeren
he/she/it would castle
zouden rokeren
we would castle
zouden rokeren
you all would castle
zouden rokeren
they would castle
Subjunctive mood
rokere
I castle
rokere
you castle
rokere
he/she/it castle
rokere
we castle
rokere
you all castle
rokere
they castle
Past perfect tense
had gerokeerd
I had castled
had gerokeerd
you had castled
had gerokeerd
he/she/it had castled
hadden gerokeerd
we had castled
hadden gerokeerd
you all had castled
hadden gerokeerd
they had castled
Future perf.
zal gerokeerd hebben
I will have castled
zal gerokeerd hebben
you will have castled
zal gerokeerd hebben
he/she/it will have castled
zullen gerokeerd hebben
we will have castled
zullen gerokeerd hebben
you all will have castled
zullen gerokeerd hebben
they will have castled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gerokeerd hebben
I would have castled
zou gerokeerd hebben
you would have castled
zou gerokeerd hebben
he/she/it would have castled
zouden gerokeerd hebben
we would have castled
zouden gerokeerd hebben
you all would have castled
zouden gerokeerd hebben
they would have castled
Du
Ihr
Imperative mood
rokeer
castle
rokeert
castle

Examples of rokeren

Example in DutchTranslation in English
Als je wilt rokeren, dan moet je die stukken verplaatsen.If you want to castle, you have to move those pieces.
Je kunt eerzaam een loper achterlaten om je dame te beschermen... of je kunt het smerig spelen en rokeren om zo voor mat te gaan.You can play honorably, leave your bishop at home but protect your queen's virtue or you can take the sleazy road and castle your king and go right for the mate.
Je hebt de koning gerokeerd.Looks like you castled your king.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afkeren
turn away
akkeren
do
ankeren
anchor
bakeren
swaddle
bekeren
convert
imkeren
do
inkeren
do
jokeren
do
mokeren
do
omkeren
turn around
pikeren
pipe
pokeren
poke the fire
raderen
do
raseren
do
regeren
govern

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

remixen
do
reorganiseren
live on private means
risken
do
ritten
do
rocken
rock
roemen
praise
roken
smoke
rokken
do
rondbezorgen
do
rondkijken
look around

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'castle':

None found.
Learning languages?