Pikeren (to pipe) conjugation

Dutch

Conjugation of pikeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pikeer
I pipe
pikeert
you pipe
pikeert
he/she/it pipes
pikeren
we pipe
pikeren
you all pipe
pikeren
they pipe
Present perfect tense
heb gepikeerd
I have piped
hebt gepikeerd
you have piped
heeft gepikeerd
he/she/it has piped
hebben gepikeerd
we have piped
hebben gepikeerd
you all have piped
hebben gepikeerd
they have piped
Past tense
pikeerde
I piped
pikeerde
you piped
pikeerde
he/she/it piped
pikeerden
we piped
pikeerden
you all piped
pikeerden
they piped
Future tense
zal pikeren
I will pipe
zult pikeren
you will pipe
zal pikeren
he/she/it will pipe
zullen pikeren
we will pipe
zullen pikeren
you all will pipe
zullen pikeren
they will pipe
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pikeren
I would pipe
zou pikeren
you would pipe
zou pikeren
he/she/it would pipe
zouden pikeren
we would pipe
zouden pikeren
you all would pipe
zouden pikeren
they would pipe
Subjunctive mood
pikere
I pipe
pikere
you pipe
pikere
he/she/it pipe
pikere
we pipe
pikere
you all pipe
pikere
they pipe
Past perfect tense
had gepikeerd
I had piped
had gepikeerd
you had piped
had gepikeerd
he/she/it had piped
hadden gepikeerd
we had piped
hadden gepikeerd
you all had piped
hadden gepikeerd
they had piped
Future perf.
zal gepikeerd hebben
I will have piped
zal gepikeerd hebben
you will have piped
zal gepikeerd hebben
he/she/it will have piped
zullen gepikeerd hebben
we will have piped
zullen gepikeerd hebben
you all will have piped
zullen gepikeerd hebben
they will have piped
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepikeerd hebben
I would have piped
zou gepikeerd hebben
you would have piped
zou gepikeerd hebben
he/she/it would have piped
zouden gepikeerd hebben
we would have piped
zouden gepikeerd hebben
you all would have piped
zouden gepikeerd hebben
they would have piped
Du
Ihr
Imperative mood
pikeer
pipe
pikeert
pipe

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afkeren
turn away
akkeren
do
ankeren
anchor
bakeren
swaddle
bekeren
convert
imkeren
do
inkeren
do
jokeren
do
mokeren
do
omkeren
turn around
paleren
do
paneren
bread
pareren
turn away
peperen
pepper
pokeren
poke the fire

Similar but longer

panikeren
panic
piekeren
mull
pinkeren
pink honor

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pipe':

None found.
Learning languages?