Omzadelen (to do) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of omzadelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zadel om
I do
zadelt om
you do
zadelt om
he/she/it does
zadelen om
we do
zadelen om
you all do
zadelen om
they do
Present perfect tense
heb omgezadeld
I have done
hebt omgezadeld
you have done
heeft omgezadeld
he/she/it has done
hebben omgezadeld
we have done
hebben omgezadeld
you all have done
hebben omgezadeld
they have done
Past tense
zadelde om
I did
zadelde om
you did
zadelde om
he/she/it did
zadelden om
we did
zadelden om
you all did
zadelden om
they did
Future tense
zal omzadelen
I will do
zult omzadelen
you will do
zal omzadelen
he/she/it will do
zullen omzadelen
we will do
zullen omzadelen
you all will do
zullen omzadelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omzadelen
I would do
zou omzadelen
you would do
zou omzadelen
he/she/it would do
zouden omzadelen
we would do
zouden omzadelen
you all would do
zouden omzadelen
they would do
Subjunctive mood
zadele om
I do
zadele om
you do
zadele om
he/she/it do
zadele om
we do
zadele om
you all do
zadele om
they do
Past perfect tense
had omgezadeld
I had done
had omgezadeld
you had done
had omgezadeld
he/she/it had done
hadden omgezadeld
we had done
hadden omgezadeld
you all had done
hadden omgezadeld
they had done
Future perf.
zal omgezadeld hebben
I will have done
zal omgezadeld hebben
you will have done
zal omgezadeld hebben
he/she/it will have done
zullen omgezadeld hebben
we will have done
zullen omgezadeld hebben
you all will have done
zullen omgezadeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omgezadeld hebben
I would have done
zou omgezadeld hebben
you would have done
zou omgezadeld hebben
he/she/it would have done
zouden omgezadeld hebben
we would have done
zouden omgezadeld hebben
you all would have done
zouden omgezadeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
omzadel
I do
omzadelt
you do
omzadelt
he/she/it does
omzadelen
we do
omzadelen
you all do
omzadelen
they do
Past bijzin tense
omzadelde
I did
omzadelde
you did
omzadelde
he/she/it did
omzadelden
we did
omzadelden
you all did
omzadelden
they did
Future bijzin tense
zal omzadelen
I will do
zult omzadelen
you will do
zal omzadelen
he/she/it will do
zullen omzadelen
we will do
zullen omzadelen
you all will do
zullen omzadelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omzadelen
I would do
zou omzadelen
you would do
zou omzadelen
he/she/it would do
zouden omzadelen
we would do
zouden omzadelen
you all would do
zouden omzadelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
omzadele
I do
omzadele
you do
omzadele
he/she/it do
omzadele
we do
omzadele
you all do
omzadele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zadel om
do
zadelt
do

Examples of omzadelen

Example in DutchTranslation in English
Gladstone zadelt me niet alleen op met 'n spion, die het ook nog 's beter weet?Am I to understand that Gladstone has cursed me... not only with a spy, but with a subordinate... who thinks he knows more than I do?
Je zadelt mij er niet mee op.I'm not havin' you droppin' it at my door!
Maar u zadelt ons wel op met een medische eenheid.And now you saddle us with a doctor and a medical unit?
Zelf wil je niet, maar je zadelt mij op met een proces voor de krijgsraad.You don't want to volunteer for yourself but you don't mind at all volunteering me for the court martial.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afzadelen
do
ontadelen
do
opzadelen
saddle up

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?