Omspoken (to do) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of omspoken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spook om
I do
spookt om
you do
spookt om
he/she/it does
spoken om
we do
spoken om
you all do
spoken om
they do
Present perfect tense
heb omgespookt
I have done
hebt omgespookt
you have done
heeft omgespookt
he/she/it has done
hebben omgespookt
we have done
hebben omgespookt
you all have done
hebben omgespookt
they have done
Past tense
spookte om
I did
spookte om
you did
spookte om
he/she/it did
spookten om
we did
spookten om
you all did
spookten om
they did
Future tense
zal omspoken
I will do
zult omspoken
you will do
zal omspoken
he/she/it will do
zullen omspoken
we will do
zullen omspoken
you all will do
zullen omspoken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou omspoken
I would do
zou omspoken
you would do
zou omspoken
he/she/it would do
zouden omspoken
we would do
zouden omspoken
you all would do
zouden omspoken
they would do
Subjunctive mood
spoke om
I do
spoke om
you do
spoke om
he/she/it do
spoke om
we do
spoke om
you all do
spoke om
they do
Past perfect tense
had omgespookt
I had done
had omgespookt
you had done
had omgespookt
he/she/it had done
hadden omgespookt
we had done
hadden omgespookt
you all had done
hadden omgespookt
they had done
Future perf.
zal omgespookt hebben
I will have done
zal omgespookt hebben
you will have done
zal omgespookt hebben
he/she/it will have done
zullen omgespookt hebben
we will have done
zullen omgespookt hebben
you all will have done
zullen omgespookt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou omgespookt hebben
I would have done
zou omgespookt hebben
you would have done
zou omgespookt hebben
he/she/it would have done
zouden omgespookt hebben
we would have done
zouden omgespookt hebben
you all would have done
zouden omgespookt hebben
they would have done
Present bijzin tense
omspook
I do
omspookt
you do
omspookt
he/she/it does
omspoken
we do
omspoken
you all do
omspoken
they do
Past bijzin tense
omspookte
I did
omspookte
you did
omspookte
he/she/it did
omspookten
we did
omspookten
you all did
omspookten
they did
Future bijzin tense
zal omspoken
I will do
zult omspoken
you will do
zal omspoken
he/she/it will do
zullen omspoken
we will do
zullen omspoken
you all will do
zullen omspoken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou omspoken
I would do
zou omspoken
you would do
zou omspoken
he/she/it would do
zouden omspoken
we would do
zouden omspoken
you all would do
zouden omspoken
they would do
Subjunctive bijzin mood
omspoke
I do
omspoke
you do
omspoke
he/she/it do
omspoke
we do
omspoke
you all do
omspoke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spook om
do
spookt
do

Examples of omspoken

Example in DutchTranslation in English
In de loop der tijd groeide het uit tot een spook om kinderen bang te maken.Over time, it became more than just a disease. It became- I don't know, a legend.
Ik ben een beetje aan het spoken om vrekken op het rechte pad te brengen.Just doing my usual rounds, a bit ofhaunting, getting misers to change their ways.
- Al dat gedoe dat ze zeggen... dat het hier spookt, het verhaal over Leticia Gore...What do you want to know? All this stuff they're saying... Place being haunted, Letitia Gore.
- Buurtgenoten zeggen dat het er spookt."Tell it what to do."
- Hij denkt dat het er spookt.- The old guy thinks that dorm's haunted.
- Hij heeft de gedachte dat er een gang is waar het spookt.- there's a haunted corridor. - Oh, for...
- Ik weet zo ook wel dat het er spookt.I don't need a spark to remember that it was a bad place.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

omspelen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

normaliseren
standardize
omleiden
reroute
omprangen
do
omsluiten
enclose
omspinnen
do
omspoelen
rinse
omspringen
hop about
omvaren
circumnavigate
omverpraten
outtalk
omwaren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?