Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Kabbelen (to ripple) conjugation

Dutch
4 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kabbel
kabbelt
kabbelt
kabbelen
kabbelen
kabbelen
Present perfect tense
heb gekabbeld
hebt gekabbeld
heeft gekabbeld
hebben gekabbeld
hebben gekabbeld
hebben gekabbeld
Past tense
kabbelde
kabbelde
kabbelde
kabbelden
kabbelden
kabbelden
Future tense
zal kabbelen
zult kabbelen
zal kabbelen
zullen kabbelen
zullen kabbelen
zullen kabbelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kabbelen
zou kabbelen
zou kabbelen
zouden kabbelen
zouden kabbelen
zouden kabbelen
Subjunctive mood
kabbele
kabbele
kabbele
kabbele
kabbele
kabbele
Past perfect tense
had gekabbeld
had gekabbeld
had gekabbeld
hadden gekabbeld
hadden gekabbeld
hadden gekabbeld
Future perf.
zal gekabbeld hebben
zal gekabbeld hebben
zal gekabbeld hebben
zullen gekabbeld hebben
zullen gekabbeld hebben
zullen gekabbeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekabbeld hebben
zou gekabbeld hebben
zou gekabbeld hebben
zouden gekabbeld hebben
zouden gekabbeld hebben
zouden gekabbeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
kabbel
kabbelt

Examples of kabbelen

Example in DutchTranslation in English
De keuze die je vannacht maakt zal door de tijd kabbelen, bestemmingen veranderend.The choices you make tonight will ripple through time, altering fates and destinies.
U wiens lucht ik inadem, wiens kabbelen ik hoor, was mij schoon baad mij, Heer, terwijl ik opstijg naar U opdat mijn ziel reikt naar uw rijkBear me indeed as through the regions infinite Whose air I breathe Whose ripples here lave me all over
Het water kabbelt in bewijs.The water ripples in evidence.
ln het Oudgrieks de Ilias voordragen was voor hem 'n pleziertje, daarbij ving hij forel in 'n kabbelend riviertje.He could recite the "Iliad" in ancient greek... while fishing for trout in a rippling creek.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

babbelen
chat
bobbelen
do
bubbelen
do
dobbelen
dice
dubbelen
do
hobbelen
balance
kantelen
tilt
kartelen
pink
kibbelen
quibble
knobelen
do
rabbelen
sputter
rebbelen
do
ribbelen
knurl
sabbelen
suck
zabbelen
do

Similar but longer

afkabbelen
do
knabbelen
nibble
krabbelen
scribble

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ripple':

None found.