Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Grauwen (to snarl) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
grauw
grauwt
grauwt
grauwen
grauwen
grauwen
Present perfect tense
heb gegrauwd
hebt gegrauwd
heeft gegrauwd
hebben gegrauwd
hebben gegrauwd
hebben gegrauwd
Past tense
grauwde
grauwde
grauwde
grauwden
grauwden
grauwden
Future tense
zal grauwen
zult grauwen
zal grauwen
zullen grauwen
zullen grauwen
zullen grauwen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou grauwen
zou grauwen
zou grauwen
zouden grauwen
zouden grauwen
zouden grauwen
Subjunctive mood
grauwe
grauwe
grauwe
grauwe
grauwe
grauwe
Past perfect tense
had gegrauwd
had gegrauwd
had gegrauwd
hadden gegrauwd
hadden gegrauwd
hadden gegrauwd
Future perf.
zal gegrauwd hebben
zal gegrauwd hebben
zal gegrauwd hebben
zullen gegrauwd hebben
zullen gegrauwd hebben
zullen gegrauwd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegrauwd hebben
zou gegrauwd hebben
zou gegrauwd hebben
zouden gegrauwd hebben
zouden gegrauwd hebben
zouden gegrauwd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
grauw
grauwt

Examples of grauwen

Example in DutchTranslation in English
Jullie grauwen en snauwen tegen elkaar als twee gewonde dieren.You snarl and growl at each other like two wounded animals.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blauwen
blue
brauwen
seel
geeuwen
yawn
graaien
grab
grabben
grab
grappen
do
klauwen
do
knauwen
bite
krauwen
claw
miauwen
meow
snauwen
snarl

Similar but longer

afgrauwen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'snarl':

None found.