Grauwen (to snarl) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of grauwen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
grauw
I snarl
grauwt
you snarl
grauwt
he/she/it snarls
grauwen
we snarl
grauwen
you all snarl
grauwen
they snarl
Present perfect tense
heb gegrauwd
I have snarled
hebt gegrauwd
you have snarled
heeft gegrauwd
he/she/it has snarled
hebben gegrauwd
we have snarled
hebben gegrauwd
you all have snarled
hebben gegrauwd
they have snarled
Past tense
grauwde
I snarled
grauwde
you snarled
grauwde
he/she/it snarled
grauwden
we snarled
grauwden
you all snarled
grauwden
they snarled
Future tense
zal grauwen
I will snarl
zult grauwen
you will snarl
zal grauwen
he/she/it will snarl
zullen grauwen
we will snarl
zullen grauwen
you all will snarl
zullen grauwen
they will snarl
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou grauwen
I would snarl
zou grauwen
you would snarl
zou grauwen
he/she/it would snarl
zouden grauwen
we would snarl
zouden grauwen
you all would snarl
zouden grauwen
they would snarl
Subjunctive mood
grauwe
I snarl
grauwe
you snarl
grauwe
he/she/it snarl
grauwe
we snarl
grauwe
you all snarl
grauwe
they snarl
Past perfect tense
had gegrauwd
I had snarled
had gegrauwd
you had snarled
had gegrauwd
he/she/it had snarled
hadden gegrauwd
we had snarled
hadden gegrauwd
you all had snarled
hadden gegrauwd
they had snarled
Future perf.
zal gegrauwd hebben
I will have snarled
zal gegrauwd hebben
you will have snarled
zal gegrauwd hebben
he/she/it will have snarled
zullen gegrauwd hebben
we will have snarled
zullen gegrauwd hebben
you all will have snarled
zullen gegrauwd hebben
they will have snarled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegrauwd hebben
I would have snarled
zou gegrauwd hebben
you would have snarled
zou gegrauwd hebben
he/she/it would have snarled
zouden gegrauwd hebben
we would have snarled
zouden gegrauwd hebben
you all would have snarled
zouden gegrauwd hebben
they would have snarled
Du
Ihr
Imperative mood
grauw
snarl
grauwt
snarl

Examples of grauwen

Example in DutchTranslation in English
Jullie grauwen en snauwen tegen elkaar als twee gewonde dieren.You snarl and growl at each other like two wounded animals.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blauwen
blue
brauwen
seel
geeuwen
yawn
graaien
grab
grabben
grab
grappen
do
klauwen
do
knauwen
bite
krauwen
claw
miauwen
meow
snauwen
snarl

Similar but longer

afgrauwen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'snarl':

None found.
Learning languages?