Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Krauwen (to claw) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
krauw
krauwt
krauwt
krauwen
krauwen
krauwen
Present perfect tense
heb gekrauwd
hebt gekrauwd
heeft gekrauwd
hebben gekrauwd
hebben gekrauwd
hebben gekrauwd
Past tense
krauwde
krauwde
krauwde
krauwden
krauwden
krauwden
Future tense
zal krauwen
zult krauwen
zal krauwen
zullen krauwen
zullen krauwen
zullen krauwen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou krauwen
zou krauwen
zou krauwen
zouden krauwen
zouden krauwen
zouden krauwen
Subjunctive mood
krauwe
krauwe
krauwe
krauwe
krauwe
krauwe
Past perfect tense
had gekrauwd
had gekrauwd
had gekrauwd
hadden gekrauwd
hadden gekrauwd
hadden gekrauwd
Future perf.
zal gekrauwd hebben
zal gekrauwd hebben
zal gekrauwd hebben
zullen gekrauwd hebben
zullen gekrauwd hebben
zullen gekrauwd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekrauwd hebben
zou gekrauwd hebben
zou gekrauwd hebben
zouden gekrauwd hebben
zouden gekrauwd hebben
zouden gekrauwd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
krauw
krauwt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blauwen
blue
brauwen
seel
grauwen
snarl
klauwen
do
knauwen
bite
kraaien
crow
krabben
itch
krakken
do
krammen
staple
kransen
do
krassen
scratch
miauwen
meow
snauwen
snarl

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

knauwen
bite
knetteren
crackle
korsten
scab
kraaien
crow
kramen
do
kransen
do
krassen
scratch
krengen
careen
kringen
do
kroelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'claw':

None found.