Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Glasstralen (to glass blasting) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
glasstraal
glasstraalt
glasstraalt
glasstralen
glasstralen
glasstralen
Present perfect tense
heb geglasstraald
hebt geglasstraald
heeft geglasstraald
hebben geglasstraald
hebben geglasstraald
hebben geglasstraald
Past tense
glasstraalde
glasstraalde
glasstraalde
glasstraalden
glasstraalden
glasstraalden
Future tense
zal glasstralen
zult glasstralen
zal glasstralen
zullen glasstralen
zullen glasstralen
zullen glasstralen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou glasstralen
zou glasstralen
zou glasstralen
zouden glasstralen
zouden glasstralen
zouden glasstralen
Subjunctive mood
glasstrale
glasstrale
glasstrale
glasstrale
glasstrale
glasstrale
Past perfect tense
had geglasstraald
had geglasstraald
had geglasstraald
hadden geglasstraald
hadden geglasstraald
hadden geglasstraald
Future perf.
zal geglasstraald hebben
zal geglasstraald hebben
zal geglasstraald hebben
zullen geglasstraald hebben
zullen geglasstraald hebben
zullen geglasstraald hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geglasstraald hebben
zou geglasstraald hebben
zou geglasstraald hebben
zouden geglasstraald hebben
zouden geglasstraald hebben
zouden geglasstraald hebben
Du
Ihr
Imperative mood
glasstraal
glasstraalt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

gappen
filch
generen
feel embarrassed
getroosten
intensify
gevangenzitten
be imprisoned
gireren
transfer
glarieogen
do
glazuren
glaze
glippen
slip
gradueren
do
granen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'glass blasting':

None found.