Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Gradueren (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gradueer
gradueert
gradueert
gradueren
gradueren
gradueren
Present perfect tense
heb gegradueerd
hebt gegradueerd
heeft gegradueerd
hebben gegradueerd
hebben gegradueerd
hebben gegradueerd
Past tense
gradueerde
gradueerde
gradueerde
gradueerden
gradueerden
gradueerden
Future tense
zal gradueren
zult gradueren
zal gradueren
zullen gradueren
zullen gradueren
zullen gradueren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou gradueren
zou gradueren
zou gradueren
zouden gradueren
zouden gradueren
zouden gradueren
Subjunctive mood
graduere
graduere
graduere
graduere
graduere
graduere
Past perfect tense
had gegradueerd
had gegradueerd
had gegradueerd
hadden gegradueerd
hadden gegradueerd
hadden gegradueerd
Future perf.
zal gegradueerd hebben
zal gegradueerd hebben
zal gegradueerd hebben
zullen gegradueerd hebben
zullen gegradueerd hebben
zullen gegradueerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegradueerd hebben
zou gegradueerd hebben
zou gegradueerd hebben
zouden gegradueerd hebben
zouden gegradueerd hebben
zouden gegradueerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
gradueer
gradueert

Examples of gradueren

Example in DutchTranslation in English
Als je het niet weet, moet je misschien niet gradueren.Well, if you don't know, perhaps you shouldn't be graduating from high school.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.