Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Blouwen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
blouw
blouwt
blouwt
blouwen
blouwen
blouwen
Present perfect tense
heb geblouwd
hebt geblouwd
heeft geblouwd
hebben geblouwd
hebben geblouwd
hebben geblouwd
Past tense
blouwde
blouwde
blouwde
blouwden
blouwden
blouwden
Future tense
zal blouwen
zult blouwen
zal blouwen
zullen blouwen
zullen blouwen
zullen blouwen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou blouwen
zou blouwen
zou blouwen
zouden blouwen
zouden blouwen
zouden blouwen
Subjunctive mood
blouwe
blouwe
blouwe
blouwe
blouwe
blouwe
Past perfect tense
had geblouwd
had geblouwd
had geblouwd
hadden geblouwd
hadden geblouwd
hadden geblouwd
Future perf.
zal geblouwd hebben
zal geblouwd hebben
zal geblouwd hebben
zullen geblouwd hebben
zullen geblouwd hebben
zullen geblouwd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geblouwd hebben
zou geblouwd hebben
zou geblouwd hebben
zouden geblouwd hebben
zouden geblouwd hebben
zouden geblouwd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
blouw
blouwt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

behuwen
do
blauwen
blue
bloeden
bleed
bloeien
bloom
bloemen
do
bloezen
blossom
bloggen
do
blokken
swot
brauwen
seel
brouwen
brew
sjouwen
haul
spouwen
do
stouwen
stow
trouwen
marry

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bladeren
leaf through
bliepen
do
bliksemen
behoove
blinddoeken
blindfold
bloten
dewool
blowen
do
boarden
board
bokken
sulk
bolsteren
do
bonzen
pound

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.