Belenen (to pawn) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of belenen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
beleen
I pawn
beleent
you pawn
beleent
he/she/it pawns
belenen
we pawn
belenen
you all pawn
belenen
they pawn
Present perfect tense
heb beleend
I have pawned
hebt beleend
you have pawned
heeft beleend
he/she/it has pawned
hebben beleend
we have pawned
hebben beleend
you all have pawned
hebben beleend
they have pawned
Past tense
beleende
I pawned
beleende
you pawned
beleende
he/she/it pawned
beleenden
we pawned
beleenden
you all pawned
beleenden
they pawned
Future tense
zal belenen
I will pawn
zult belenen
you will pawn
zal belenen
he/she/it will pawn
zullen belenen
we will pawn
zullen belenen
you all will pawn
zullen belenen
they will pawn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou belenen
I would pawn
zou belenen
you would pawn
zou belenen
he/she/it would pawn
zouden belenen
we would pawn
zouden belenen
you all would pawn
zouden belenen
they would pawn
Subjunctive mood
belene
I pawn
belene
you pawn
belene
he/she/it pawn
belene
we pawn
belene
you all pawn
belene
they pawn
Past perfect tense
had beleend
I had pawned
had beleend
you had pawned
had beleend
he/she/it had pawned
hadden beleend
we had pawned
hadden beleend
you all had pawned
hadden beleend
they had pawned
Future perf.
zal beleend hebben
I will have pawned
zal beleend hebben
you will have pawned
zal beleend hebben
he/she/it will have pawned
zullen beleend hebben
we will have pawned
zullen beleend hebben
you all will have pawned
zullen beleend hebben
they will have pawned
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou beleend hebben
I would have pawned
zou beleend hebben
you would have pawned
zou beleend hebben
he/she/it would have pawned
zouden beleend hebben
we would have pawned
zouden beleend hebben
you all would have pawned
zouden beleend hebben
they would have pawned
Du
Ihr
Imperative mood
beleen
pawn
beleent
pawn

Examples of belenen

Example in DutchTranslation in English
- Ik moest mijn wapen belenen voor benzine geld.Oh, I had to pawn my shotgun to get gas money.
Afgezien van je dode man, wil je belenen of verkopen ?Yeah, whatever. Dead husband aside, do you wanna pawn or sell?
Dan belenen we de armband en kopen we een mooie ring voor je. Goed?We'll pawn the bracelet, then, get you a proper ring, all right?
En tenzij de prijs torenhoog gaat, moet Papa de familie juwelen gaan belenen.And unless the price goes sky-high, Papa will have to start pawning the family jewels.
Het enige dat ik zou kunnen belenen.Only thing I own that'd make me welcome in a pawnshop.
- Ik heb niks beleend !- I've pawned nothing!
- Of heb je ze beleend ?- Or pawned them for cash?
De man die toevallig de baas is van Stephen... blijkt toevallig in bezit te zijn van Baylins ring, die jij beleend hebt.The man who just happens to be Stephen's boss also just happens to be in possession of a ring- - Baylin's ring-- that you pawned.
Dus je hebt mijn gereedschap beleend om Joe te kunnen betalen ?So, you pawned my woodworking tools so you could pay Joe?
Het enige probleem is dat ik mijn wapen beleend heb.Only problem is I pawned my shotgun.
Kijk wie de gitaar beleende.–Look who pawned the guitar.
Raad eens wat hij beleende ?Guess which one he pawned.
Ze beleende wat dingen... leende wat van haar vader... stal wat van Kathleen.She pawned some things... borrowed some from her father... stole some from Kathleen.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bakenen
delimit
bekanen
do
beladen
burden
belagen
besiege
beleren
school
beleven
school
belezen
do
belonen
reward
belopen
do
beloven
promise
betonen
emphasize
bewenen
mourn
bewonen
inhabit
inlenen
borrow

Similar but longer

belenden
abut

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pawn':

None found.
Learning languages?