Beleren (to school) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of beleren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
beleer
I school
beleert
you school
beleert
he/she/it schools
beleren
we school
beleren
you all school
beleren
they school
Present perfect tense
heb beleerd
I have schooled
hebt beleerd
you have schooled
heeft beleerd
he/she/it has schooled
hebben beleerd
we have schooled
hebben beleerd
you all have schooled
hebben beleerd
they have schooled
Past tense
beleerde
I schooled
beleerde
you schooled
beleerde
he/she/it schooled
beleerden
we schooled
beleerden
you all schooled
beleerden
they schooled
Future tense
zal beleren
I will school
zult beleren
you will school
zal beleren
he/she/it will school
zullen beleren
we will school
zullen beleren
you all will school
zullen beleren
they will school
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou beleren
I would school
zou beleren
you would school
zou beleren
he/she/it would school
zouden beleren
we would school
zouden beleren
you all would school
zouden beleren
they would school
Subjunctive mood
belere
I school
belere
you school
belere
he/she/it school
belere
we school
belere
you all school
belere
they school
Past perfect tense
had beleerd
I had schooled
had beleerd
you had schooled
had beleerd
he/she/it had schooled
hadden beleerd
we had schooled
hadden beleerd
you all had schooled
hadden beleerd
they had schooled
Future perf.
zal beleerd hebben
I will have schooled
zal beleerd hebben
you will have schooled
zal beleerd hebben
he/she/it will have schooled
zullen beleerd hebben
we will have schooled
zullen beleerd hebben
you all will have schooled
zullen beleerd hebben
they will have schooled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou beleerd hebben
I would have schooled
zou beleerd hebben
you would have schooled
zou beleerd hebben
he/she/it would have schooled
zouden beleerd hebben
we would have schooled
zouden beleerd hebben
you all would have schooled
zouden beleerd hebben
they would have schooled
Du
Ihr
Imperative mood
beleer
school
beleert
school

Examples of beleren

Example in DutchTranslation in English
Excuseer mij, de minderjarige moet haar vriend beleren.Now if you'll all excuse me, the jailbait needs to school her boyfriend.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afleren
do
bakeren
swaddle
baseren
base
bedaren
calm
begeren
desire
beharen
do
beheren
manage
behoren
belong
beieren
do
bekeren
convert
bekoren
charm
beladen
burden
belagen
besiege
belenen
pawn
beleven
school

Similar but longer

belazeren
cheat
belegeren
besiege
beloeren
spy
boeleren
do

Random

bedreigen
threaten
bekamen
do
belagen
besiege
belangen
do
belasteren
slander
belenen
pawn
beletten
school
belijnen
line marking
bemeubelen
furnish
bemonsteren
sample

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'school':

None found.
Learning languages?