Aantelen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of aantelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
teel aan
I do
teelt aan
you do
teelt aan
he/she/it does
telen aan
we do
telen aan
you all do
telen aan
they do
Present perfect tense
heb aangeteeld
I have done
hebt aangeteeld
you have done
heeft aangeteeld
he/she/it has done
hebben aangeteeld
we have done
hebben aangeteeld
you all have done
hebben aangeteeld
they have done
Past tense
teelde aan
I did
teelde aan
you did
teelde aan
he/she/it did
teelden aan
we did
teelden aan
you all did
teelden aan
they did
Future tense
zal aantelen
I will do
zult aantelen
you will do
zal aantelen
he/she/it will do
zullen aantelen
we will do
zullen aantelen
you all will do
zullen aantelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aantelen
I would do
zou aantelen
you would do
zou aantelen
he/she/it would do
zouden aantelen
we would do
zouden aantelen
you all would do
zouden aantelen
they would do
Subjunctive mood
tele aan
I do
tele aan
you do
tele aan
he/she/it do
tele aan
we do
tele aan
you all do
tele aan
they do
Past perfect tense
had aangeteeld
I had done
had aangeteeld
you had done
had aangeteeld
he/she/it had done
hadden aangeteeld
we had done
hadden aangeteeld
you all had done
hadden aangeteeld
they had done
Future perf.
zal aangeteeld hebben
I will have done
zal aangeteeld hebben
you will have done
zal aangeteeld hebben
he/she/it will have done
zullen aangeteeld hebben
we will have done
zullen aangeteeld hebben
you all will have done
zullen aangeteeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangeteeld hebben
I would have done
zou aangeteeld hebben
you would have done
zou aangeteeld hebben
he/she/it would have done
zouden aangeteeld hebben
we would have done
zouden aangeteeld hebben
you all would have done
zouden aangeteeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanteel
I do
aanteelt
you do
aanteelt
he/she/it does
aantelen
we do
aantelen
you all do
aantelen
they do
Past bijzin tense
aanteelde
I did
aanteelde
you did
aanteelde
he/she/it did
aanteelden
we did
aanteelden
you all did
aanteelden
they did
Future bijzin tense
zal aantelen
I will do
zult aantelen
you will do
zal aantelen
he/she/it will do
zullen aantelen
we will do
zullen aantelen
you all will do
zullen aantelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aantelen
I would do
zou aantelen
you would do
zou aantelen
he/she/it would do
zouden aantelen
we would do
zouden aantelen
you all would do
zouden aantelen
they would do
Subjunctive bijzin mood
aantele
I do
aantele
you do
aantele
he/she/it do
aantele
we do
aantele
you all do
aantele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
teel aan
do
teelt aan
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanhalen
quote
aantonen
prove
aanturen
do
aarzelen
hesitate
afstelen
do
kantelen
tilt
tintelen
tingle
wentelen
wallow

Similar but longer

aantakelen
do
afkantelen
bevel grow

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?