Watertrappelen (to tread water) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of watertrappelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
watertrappel
I tread water
watertrappelt
you tread water
watertrappelt
he/she/it treads water
watertrappelen
we tread water
watertrappelen
you all tread water
watertrappelen
they tread water
Present perfect tense
heb gewatertrappeld
I have trod water
hebt gewatertrappeld
you have trod water
heeft gewatertrappeld
he/she/it has trod water
hebben gewatertrappeld
we have trod water
hebben gewatertrappeld
you all have trod water
hebben gewatertrappeld
they have trod water
Past tense
watertrappelde
I trod water
watertrappelde
you trod water
watertrappelde
he/she/it trod water
watertrappelden
we trod water
watertrappelden
you all trod water
watertrappelden
they trod water
Future tense
zal watertrappelen
I will tread water
zult watertrappelen
you will tread water
zal watertrappelen
he/she/it will tread water
zullen watertrappelen
we will tread water
zullen watertrappelen
you all will tread water
zullen watertrappelen
they will tread water
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou watertrappelen
I would tread water
zou watertrappelen
you would tread water
zou watertrappelen
he/she/it would tread water
zouden watertrappelen
we would tread water
zouden watertrappelen
you all would tread water
zouden watertrappelen
they would tread water
Subjunctive mood
watertrappele
I tread water
watertrappele
you tread water
watertrappele
he/she/it tread water
watertrappele
we tread water
watertrappele
you all tread water
watertrappele
they tread water
Past perfect tense
had gewatertrappeld
I had trod water
had gewatertrappeld
you had trod water
had gewatertrappeld
he/she/it had trod water
hadden gewatertrappeld
we had trod water
hadden gewatertrappeld
you all had trod water
hadden gewatertrappeld
they had trod water
Future perf.
zal gewatertrappeld hebben
I will have trod water
zal gewatertrappeld hebben
you will have trod water
zal gewatertrappeld hebben
he/she/it will have trod water
zullen gewatertrappeld hebben
we will have trod water
zullen gewatertrappeld hebben
you all will have trod water
zullen gewatertrappeld hebben
they will have trod water
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gewatertrappeld hebben
I would have trod water
zou gewatertrappeld hebben
you would have trod water
zou gewatertrappeld hebben
he/she/it would have trod water
zouden gewatertrappeld hebben
we would have trod water
zouden gewatertrappeld hebben
you all would have trod water
zouden gewatertrappeld hebben
they would have trod water
Du
Ihr
Imperative mood
watertrappel
tread water
watertrappelt
tread water

Examples of watertrappelen

Example in DutchTranslation in English
Als we de Senaat te vijand maken... zullen ze drie jaar watertrappelen en hebben we niets.We go out on some limb here and alienate the Senate they'll tread water for three years and we get nobody.
De kamer zal zich spoedig vullen, en dan kunnen jullie watertrappelen.The chamber will fill pretty quickly and you'll try to tread water.
Ik kan watertrappelen.- I can tread water.
Ik zei tegen de kinderen van het surfkamp te watertrappelen tot ik terug was.Mm. I gotta go. I told the kids at surf camp to tread water until I got back.
Indiaanse vluchters moesten constant watertrappelen maar bij het vallen van de avond, had geen enkele man het kunnen volhouden.Indian resistors had to tread water constantly but by nightfall, not a single man had yielded.
Ga tot het diepe en watertrappel tot ik stop zeg.Walk until you can't touch the bottom and tread water until I say stop.
Ik ben naakt, watertrappelend in een zwembad.I'm naked, treading water in a pool.
Jullie begeven je niet op glad ijs, jullie zijn er door heen, watertrappelend... zeker jij.You're not on thin ice here, you're through it, treading water... you especially.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

vroegsoppen
free wheels
waggelen
waddle
waken
watch
wannen
winnow
warrelen
swirl
waterskiƫn
waterski
watertanden
mouth watering
watertrappen
tread water
weerkaatsen
reflect
weerstaan
resist

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tread water':

None found.
Learning languages?