Watertanden (to mouth watering) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of watertanden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
watertand
I mouth watering
watertandt
you mouth watering
watertandt
he/she/it mouths watering
watertanden
we mouth watering
watertanden
you all mouth watering
watertanden
they mouth watering
Present perfect tense
heb gewatertand
I have mouthed watering
hebt gewatertand
you have mouthed watering
heeft gewatertand
he/she/it has mouthed watering
hebben gewatertand
we have mouthed watering
hebben gewatertand
you all have mouthed watering
hebben gewatertand
they have mouthed watering
Past tense
watertandde
I mouthed watering
watertandde
you mouthed watering
watertandde
he/she/it mouthed watering
watertandden
we mouthed watering
watertandden
you all mouthed watering
watertandden
they mouthed watering
Future tense
zal watertanden
I will mouth watering
zult watertanden
you will mouth watering
zal watertanden
he/she/it will mouth watering
zullen watertanden
we will mouth watering
zullen watertanden
you all will mouth watering
zullen watertanden
they will mouth watering
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou watertanden
I would mouth watering
zou watertanden
you would mouth watering
zou watertanden
he/she/it would mouth watering
zouden watertanden
we would mouth watering
zouden watertanden
you all would mouth watering
zouden watertanden
they would mouth watering
Subjunctive mood
watertande
I mouth watering
watertande
you mouth watering
watertande
he/she/it mouth watering
watertande
we mouth watering
watertande
you all mouth watering
watertande
they mouth watering
Past perfect tense
had gewatertand
I had mouthed watering
had gewatertand
you had mouthed watering
had gewatertand
he/she/it had mouthed watering
hadden gewatertand
we had mouthed watering
hadden gewatertand
you all had mouthed watering
hadden gewatertand
they had mouthed watering
Future perf.
zal gewatertand hebben
I will have mouthed watering
zal gewatertand hebben
you will have mouthed watering
zal gewatertand hebben
he/she/it will have mouthed watering
zullen gewatertand hebben
we will have mouthed watering
zullen gewatertand hebben
you all will have mouthed watering
zullen gewatertand hebben
they will have mouthed watering
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gewatertand hebben
I would have mouthed watering
zou gewatertand hebben
you would have mouthed watering
zou gewatertand hebben
he/she/it would have mouthed watering
zouden gewatertand hebben
we would have mouthed watering
zouden gewatertand hebben
you all would have mouthed watering
zouden gewatertand hebben
they would have mouthed watering
Du
Ihr
Imperative mood
watertand
mouth watering
watertandt
mouth watering

Examples of watertanden

Example in DutchTranslation in English
Gaat u daar niet van watertanden?Isn't your mouth watering?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

vooruitdenken
think ahead
vrijspreken
acquit
vroegschaffen
free wheels
waarmerken
authenticate
walgen
do
wammen
do
wanhopen
despair
waterskiƫn
waterski
watertrappelen
tread water
wederkomen
come again

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'mouth watering':

None found.
Learning languages?