Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Wannen (to winnow) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wan
want
want
wannen
wannen
wannen
Present perfect tense
heb gewand
hebt gewand
heeft gewand
hebben gewand
hebben gewand
hebben gewand
Past tense
wande
wande
wande
wanden
wanden
wanden
Future tense
zal wannen
zult wannen
zal wannen
zullen wannen
zullen wannen
zullen wannen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou wannen
zou wannen
zou wannen
zouden wannen
zouden wannen
zouden wannen
Subjunctive mood
wanne
wanne
wanne
wanne
wanne
wanne
Past perfect tense
had gewand
had gewand
had gewand
hadden gewand
hadden gewand
hadden gewand
Future perf.
zal gewand hebben
zal gewand hebben
zal gewand hebben
zullen gewand hebben
zullen gewand hebben
zullen gewand hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gewand hebben
zou gewand hebben
zou gewand hebben
zouden gewand hebben
zouden gewand hebben
zouden gewand hebben
Du
Ihr
Imperative mood
wan
want

Examples of wannen

Example in DutchTranslation in English
Maar we zijn nog steeds wannen, toch?But we're still winnowing, right?
Reeds gewand.Already winnowed.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bannen
ban
dunnen
thin
gunnen
adjudge
jennen
tease
jonnen
do
kennen
know
kunnen
can
mannen
do
mennen
do
minnen
do
pennen
pen
pinnen
withdraw cash from a cash
rennen
run
runnen
do
tonnen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

vooruitschuiven
do
waarborgen
guarantee
waarnemen
perceive
waden
wade
wanboffen
have bad luck
wanen
imagine
wankelen
teeter
wantrouwen
suspicion
wederkeren
return
weeklagen
lament

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'winnow':

None found.