Waterskiën (to waterski) conjugation

Dutch

Conjugation of eiti

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
waterski
I waterski
waterskiet
you waterski
waterskiet
he/she/it waterskis
waterskiën
we waterski
waterskiën
you all waterski
waterskiën
they waterski
Present perfect tense
heb gewaterskied
I have waterskied
hebt gewaterskied
you have waterskied
heeft gewaterskied
he/she/it has waterskied
hebben gewaterskied
we have waterskied
hebben gewaterskied
you all have waterskied
hebben gewaterskied
they have waterskied
Past tense
waterskiede
I waterskied
waterskiede
you waterskied
waterskiede
he/she/it waterskied
waterskieden
we waterskied
waterskieden
you all waterskied
waterskieden
they waterskied
Future tense
zal waterskiën
I will waterski
zult waterskiën
you will waterski
zal waterskiën
he/she/it will waterski
zullen waterskiën
we will waterski
zullen waterskiën
you all will waterski
zullen waterskiën
they will waterski
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou waterskiën
I would waterski
zou waterskiën
you would waterski
zou waterskiën
he/she/it would waterski
zouden waterskiën
we would waterski
zouden waterskiën
you all would waterski
zouden waterskiën
they would waterski
Subjunctive mood
waterskië
I waterski
waterskië
you waterski
waterskië
he/she/it waterski
waterskië
we waterski
waterskië
you all waterski
waterskië
they waterski
Past perfect tense
had gewaterskied
I had waterskied
had gewaterskied
you had waterskied
had gewaterskied
he/she/it had waterskied
hadden gewaterskied
we had waterskied
hadden gewaterskied
you all had waterskied
hadden gewaterskied
they had waterskied
Future perf.
zal gewaterskied hebben
I will have waterskied
zal gewaterskied hebben
you will have waterskied
zal gewaterskied hebben
he/she/it will have waterskied
zullen gewaterskied hebben
we will have waterskied
zullen gewaterskied hebben
you all will have waterskied
zullen gewaterskied hebben
they will have waterskied
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gewaterskied hebben
I would have waterskied
zou gewaterskied hebben
you would have waterskied
zou gewaterskied hebben
he/she/it would have waterskied
zouden gewaterskied hebben
we would have waterskied
zouden gewaterskied hebben
you all would have waterskied
zouden gewaterskied hebben
they would have waterskied
Du
Ihr
Imperative mood
waterski
waterski
waterskiet
waterski

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

voortzeulen
do
vooruitsnellen
rush forward
wallebakken
wall bins
wallen
do
warmen
warm up
warren
do
waterpassen
level
watertanden
mouth watering
wederleggen
disprove
wegbonjouren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'waterski':

None found.
Learning languages?