Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Vigeren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vigeer
vigeert
vigeert
vigeren
vigeren
vigeren
Present perfect tense
heb gevigeerd
hebt gevigeerd
heeft gevigeerd
hebben gevigeerd
hebben gevigeerd
hebben gevigeerd
Past tense
vigeerde
vigeerde
vigeerde
vigeerden
vigeerden
vigeerden
Future tense
zal vigeren
zult vigeren
zal vigeren
zullen vigeren
zullen vigeren
zullen vigeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vigeren
zou vigeren
zou vigeren
zouden vigeren
zouden vigeren
zouden vigeren
Subjunctive mood
vigere
vigere
vigere
vigere
vigere
vigere
Past perfect tense
had gevigeerd
had gevigeerd
had gevigeerd
hadden gevigeerd
hadden gevigeerd
hadden gevigeerd
Future perf.
zal gevigeerd hebben
zal gevigeerd hebben
zal gevigeerd hebben
zullen gevigeerd hebben
zullen gevigeerd hebben
zullen gevigeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gevigeerd hebben
zou gevigeerd hebben
zou gevigeerd hebben
zouden gevigeerd hebben
zouden gevigeerd hebben
zouden gevigeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
vigeer
vigeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgeren
do
begeren
desire
ergeren
annoy
legeren
empty
logeren
leach
negeren
ignore
regeren
govern
vaceren
do
vaderen
father and
vereren
do
veteren
do
vexeren
do
viseren
do
vloeren
floor
vomeren
suck up

Similar but longer

navigeren
navigate
vigileren
do
vingeren
finger

Random

verspreiden
splinter
verwezenlijken
accomplish
verzwijgen
conceal
vestigen
establish
vetweiden
fatten
vezelen
do
vierkanten
do
vigileren
do
vlakken
level
voelen
feel

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.