Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Uitplaatsen (to do) conjugation

Dutch
4 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plaats uit
plaatst uit
plaatst uit
plaatsen uit
plaatsen uit
plaatsen uit
Present perfect tense
heb uitgeplaatst
hebt uitgeplaatst
heeft uitgeplaatst
hebben uitgeplaatst
hebben uitgeplaatst
hebben uitgeplaatst
Past tense
plaatste uit
plaatste uit
plaatste uit
plaatsten uit
plaatsten uit
plaatsten uit
Future tense
zal uitplaatsen
zult uitplaatsen
zal uitplaatsen
zullen uitplaatsen
zullen uitplaatsen
zullen uitplaatsen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitplaatsen
zou uitplaatsen
zou uitplaatsen
zouden uitplaatsen
zouden uitplaatsen
zouden uitplaatsen
Subjunctive mood
plaatse uit
plaatse uit
plaatse uit
plaatse uit
plaatse uit
plaatse uit
Past perfect tense
had uitgeplaatst
had uitgeplaatst
had uitgeplaatst
hadden uitgeplaatst
hadden uitgeplaatst
hadden uitgeplaatst
Future perf.
zal uitgeplaatst hebben
zal uitgeplaatst hebben
zal uitgeplaatst hebben
zullen uitgeplaatst hebben
zullen uitgeplaatst hebben
zullen uitgeplaatst hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeplaatst hebben
zou uitgeplaatst hebben
zou uitgeplaatst hebben
zouden uitgeplaatst hebben
zouden uitgeplaatst hebben
zouden uitgeplaatst hebben
Present bijzin tense
uitplaats
uitplaatst
uitplaatst
uitplaatsen
uitplaatsen
uitplaatsen
Past bijzin tense
uitplaatste
uitplaatste
uitplaatste
uitplaatsten
uitplaatsten
uitplaatsten
Future bijzin tense
zal uitplaatsen
zult uitplaatsen
zal uitplaatsen
zullen uitplaatsen
zullen uitplaatsen
zullen uitplaatsen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitplaatsen
zou uitplaatsen
zou uitplaatsen
zouden uitplaatsen
zouden uitplaatsen
zouden uitplaatsen
Subjunctive bijzin mood
uitplaatse
uitplaatse
uitplaatse
uitplaatse
uitplaatse
uitplaatse
Du
Ihr
Imperative mood
plaats uit
plaatst uit

Examples of uitplaatsen

Example in DutchTranslation in English
Ik heb wat losse dollars neergelegd voor als jullie geen kleingeld hebben. Geef het niet allemaal op één plaats uit.Okay, I left some ones on the counter, in case you don't have any change don't spend it all in one place.
Nou, geef het niet in één plaats uit!Now, honey, don't spend it all in one place!
Om dit te kunnen, moet ik het patroon van... stille afspraken en morele verloedering... die deze plaats uit koers bracht, doen stoppen.To do it, i have to put an end to a pattern of silent deals and moral exchanges that have steered this place off course.
Hij kiest altijd de gevaarlijkste plaatsen uit.(KITT) He does choose the most precarious locations.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitkomen
boil
uitlogen
leach
uitluchten
ventilate
uitmonsteren
trim
uitpeinzen
do
uitpikken
pick off
uitplanten
plant out
uitpoepen
excrete
uitroepen
proclaim
uitschakelen
switch off

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.