Uitkakken (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uitkakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kak uit
I do
kakt uit
you do
kakt uit
he/she/it does
kakken uit
we do
kakken uit
you all do
kakken uit
they do
Present perfect tense
heb uitgekakt
I have done
hebt uitgekakt
you have done
heeft uitgekakt
he/she/it has done
hebben uitgekakt
we have done
hebben uitgekakt
you all have done
hebben uitgekakt
they have done
Past tense
kakte uit
I did
kakte uit
you did
kakte uit
he/she/it did
kakten uit
we did
kakten uit
you all did
kakten uit
they did
Future tense
zal uitkakken
I will do
zult uitkakken
you will do
zal uitkakken
he/she/it will do
zullen uitkakken
we will do
zullen uitkakken
you all will do
zullen uitkakken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitkakken
I would do
zou uitkakken
you would do
zou uitkakken
he/she/it would do
zouden uitkakken
we would do
zouden uitkakken
you all would do
zouden uitkakken
they would do
Subjunctive mood
kakke uit
I do
kakke uit
you do
kakke uit
he/she/it do
kakke uit
we do
kakke uit
you all do
kakke uit
they do
Past perfect tense
had uitgekakt
I had done
had uitgekakt
you had done
had uitgekakt
he/she/it had done
hadden uitgekakt
we had done
hadden uitgekakt
you all had done
hadden uitgekakt
they had done
Future perf.
zal uitgekakt hebben
I will have done
zal uitgekakt hebben
you will have done
zal uitgekakt hebben
he/she/it will have done
zullen uitgekakt hebben
we will have done
zullen uitgekakt hebben
you all will have done
zullen uitgekakt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgekakt hebben
I would have done
zou uitgekakt hebben
you would have done
zou uitgekakt hebben
he/she/it would have done
zouden uitgekakt hebben
we would have done
zouden uitgekakt hebben
you all would have done
zouden uitgekakt hebben
they would have done
Present bijzin tense
uitkak
I do
uitkakt
you do
uitkakt
he/she/it does
uitkakken
we do
uitkakken
you all do
uitkakken
they do
Past bijzin tense
uitkakte
I did
uitkakte
you did
uitkakte
he/she/it did
uitkakten
we did
uitkakten
you all did
uitkakten
they did
Future bijzin tense
zal uitkakken
I will do
zult uitkakken
you will do
zal uitkakken
he/she/it will do
zullen uitkakken
we will do
zullen uitkakken
you all will do
zullen uitkakken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitkakken
I would do
zou uitkakken
you would do
zou uitkakken
he/she/it would do
zouden uitkakken
we would do
zouden uitkakken
you all would do
zouden uitkakken
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitkakke
I do
uitkakke
you do
uitkakke
he/she/it do
uitkakke
we do
uitkakke
you all do
uitkakke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
kak uit
do
kakt uit
do

Examples of uitkakken

Example in DutchTranslation in English
We willen geen halfdooie Schot die drives van 40 meter uitkakt... maar een man met bliksem in z'n vuist.balls! We don't need some sawed-off Scotsman... ...poopingdrivesout 40yards!

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitbakken
let it get crisp
uitbikken
do
uithakken
carve
uitkammen
comb
uitkappen
die cutting
uitkauwen
do
uitkijken
be careful
uitlekken
leak
uitlikken
lick
uitlokken
provoke
uitmikken
do
uitpakken
unwrap
uitpikken
pick off
uitrekken
lengthen
uitrukken
sally forth

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?