Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Tetteren (to holler) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
tetter
tettert
tettert
tetteren
tetteren
tetteren
Present perfect tense
heb getetterd
hebt getetterd
heeft getetterd
hebben getetterd
hebben getetterd
hebben getetterd
Past tense
tetterde
tetterde
tetterde
tetterden
tetterden
tetterden
Future tense
zal tetteren
zult tetteren
zal tetteren
zullen tetteren
zullen tetteren
zullen tetteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou tetteren
zou tetteren
zou tetteren
zouden tetteren
zouden tetteren
zouden tetteren
Subjunctive mood
tettere
tettere
tettere
tettere
tettere
tettere
Past perfect tense
had getetterd
had getetterd
had getetterd
hadden getetterd
hadden getetterd
hadden getetterd
Future perf.
zal getetterd hebben
zal getetterd hebben
zal getetterd hebben
zullen getetterd hebben
zullen getetterd hebben
zullen getetterd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou getetterd hebben
zou getetterd hebben
zou getetterd hebben
zouden getetterd hebben
zouden getetterd hebben
zouden getetterd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
tetter
tettert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bitteren
bitter
dotteren
do
ketteren
curse
kotteren
cotter
letteren
do
matteren
mat
temperen
temper
tenderen
temp tar
tenteren
tent honor
testeren
do
teuteren
do
toeteren
toot
uitteren
atrophy
watteren
wad

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

terneerslaan
depress
teruggeven
return
terugtreden
withdraw
terugwijzen
back point
terugzeggen
answer back
terugzinken
sink back
testeren
do
teugelen
rein
tillen
lift
tintelogen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'holler':

None found.