Ketteren (to curse) conjugation

Dutch

Conjugation of ketteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ketter
I curse
kettert
you curse
kettert
he/she/it curses
ketteren
we curse
ketteren
you all curse
ketteren
they curse
Present perfect tense
heb geketterd
I have cursed
hebt geketterd
you have cursed
heeft geketterd
he/she/it has cursed
hebben geketterd
we have cursed
hebben geketterd
you all have cursed
hebben geketterd
they have cursed
Past tense
ketterde
I cursed
ketterde
you cursed
ketterde
he/she/it cursed
ketterden
we cursed
ketterden
you all cursed
ketterden
they cursed
Future tense
zal ketteren
I will curse
zult ketteren
you will curse
zal ketteren
he/she/it will curse
zullen ketteren
we will curse
zullen ketteren
you all will curse
zullen ketteren
they will curse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ketteren
I would curse
zou ketteren
you would curse
zou ketteren
he/she/it would curse
zouden ketteren
we would curse
zouden ketteren
you all would curse
zouden ketteren
they would curse
Subjunctive mood
kettere
I curse
kettere
you curse
kettere
he/she/it curse
kettere
we curse
kettere
you all curse
kettere
they curse
Past perfect tense
had geketterd
I had cursed
had geketterd
you had cursed
had geketterd
he/she/it had cursed
hadden geketterd
we had cursed
hadden geketterd
you all had cursed
hadden geketterd
they had cursed
Future perf.
zal geketterd hebben
I will have cursed
zal geketterd hebben
you will have cursed
zal geketterd hebben
he/she/it will have cursed
zullen geketterd hebben
we will have cursed
zullen geketterd hebben
you all will have cursed
zullen geketterd hebben
they will have cursed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geketterd hebben
I would have cursed
zou geketterd hebben
you would have cursed
zou geketterd hebben
he/she/it would have cursed
zouden geketterd hebben
we would have cursed
zouden geketterd hebben
you all would have cursed
zouden geketterd hebben
they would have cursed
Du
Ihr
Imperative mood
ketter
curse
kettert
curse

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bitteren
bitter
dotteren
do
karteren
do
kekkeren
do
kelderen
nosedive
kenteren
do
kerkeren
dungeon
keuteren
do
klateren
gurgle
koeteren
do
kotteren
cotter
kwiteren
acknowledge a
letteren
do
matteren
mat
tetteren
holler

Similar but longer

kletteren
clank
knetteren
crackle
koketteren
coquette
kwetteren
twitter
piketteren
picket tars

Random

karteren
do
kasseien
do
kegelen
bowl
kelderen
nosedive
kelen
do
kennismaken
meet
ketsen
ricochet
keuen
do
kiskassen
do
kissebissen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'curse':

None found.
Learning languages?