Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Saneren (to reorganize) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
saneer
saneert
saneert
saneren
saneren
saneren
Present perfect tense
heb gesaneerd
hebt gesaneerd
heeft gesaneerd
hebben gesaneerd
hebben gesaneerd
hebben gesaneerd
Past tense
saneerde
saneerde
saneerde
saneerden
saneerden
saneerden
Future tense
zal saneren
zult saneren
zal saneren
zullen saneren
zullen saneren
zullen saneren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou saneren
zou saneren
zou saneren
zouden saneren
zouden saneren
zouden saneren
Subjunctive mood
sanere
sanere
sanere
sanere
sanere
sanere
Past perfect tense
had gesaneerd
had gesaneerd
had gesaneerd
hadden gesaneerd
hadden gesaneerd
hadden gesaneerd
Future perf.
zal gesaneerd hebben
zal gesaneerd hebben
zal gesaneerd hebben
zullen gesaneerd hebben
zullen gesaneerd hebben
zullen gesaneerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesaneerd hebben
zou gesaneerd hebben
zou gesaneerd hebben
zouden gesaneerd hebben
zouden gesaneerd hebben
zouden gesaneerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
saneer
saneert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dineren
dine
doneren
endow
fineren
finance
generen
feel embarrassed
meneren
do
paneren
bread
poneren
posit
scheren
shave
slieren
slither
snieren
do
snoeren
do
soleren
solo
spieren
do
stieren
do

Similar but longer

satineren
do

Random

roosten
roast
sacrifiëren
do
sakkeren
swear
samenhouden
hold together
samenknopen
do
samenspelen
play together
samentrekken
contract
sanctioneren
sanction
sappelen
struggle
scanderen
scan

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'reorganize':

None found.