Paneren (to bread) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of paneren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
paneer
I bread
paneert
you bread
paneert
he/she/it breads
paneren
we bread
paneren
you all bread
paneren
they bread
Present perfect tense
heb gepaneerd
I have breaded
hebt gepaneerd
you have breaded
heeft gepaneerd
he/she/it has breaded
hebben gepaneerd
we have breaded
hebben gepaneerd
you all have breaded
hebben gepaneerd
they have breaded
Past tense
paneerde
I breaded
paneerde
you breaded
paneerde
he/she/it breaded
paneerden
we breaded
paneerden
you all breaded
paneerden
they breaded
Future tense
zal paneren
I will bread
zult paneren
you will bread
zal paneren
he/she/it will bread
zullen paneren
we will bread
zullen paneren
you all will bread
zullen paneren
they will bread
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou paneren
I would bread
zou paneren
you would bread
zou paneren
he/she/it would bread
zouden paneren
we would bread
zouden paneren
you all would bread
zouden paneren
they would bread
Subjunctive mood
panere
I bread
panere
you bread
panere
he/she/it bread
panere
we bread
panere
you all bread
panere
they bread
Past perfect tense
had gepaneerd
I had breaded
had gepaneerd
you had breaded
had gepaneerd
he/she/it had breaded
hadden gepaneerd
we had breaded
hadden gepaneerd
you all had breaded
hadden gepaneerd
they had breaded
Future perf.
zal gepaneerd hebben
I will have breaded
zal gepaneerd hebben
you will have breaded
zal gepaneerd hebben
he/she/it will have breaded
zullen gepaneerd hebben
we will have breaded
zullen gepaneerd hebben
you all will have breaded
zullen gepaneerd hebben
they will have breaded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepaneerd hebben
I would have breaded
zou gepaneerd hebben
you would have breaded
zou gepaneerd hebben
he/she/it would have breaded
zouden gepaneerd hebben
we would have breaded
zouden gepaneerd hebben
you all would have breaded
zouden gepaneerd hebben
they would have breaded
Du
Ihr
Imperative mood
paneer
bread
paneert
bread

Examples of paneren

Example in DutchTranslation in English
- Ik zie meer in paneren en frituren.I'd like to be breaded and deep fried.
Die Duitsers mogen mijn schnitzel elke dag paneren.Whew! I would let them bread my schnitzel any day, if you know what I mean.
We vangen hier vissen, paneren ze, vriezen ze in om er vissticks van te maken.We take fish from the streams and bread them and freeze them to make fish sticks.
Ze weten hoe te paneren, frituren en het in een familie bak te stoppenThey know how to bread it, fry it And put it in a family fun bucket.
Chef Vola neemt een kalfskotelet, snijdt hem in de lengte door, paneert hem, bakt hem in olijfolie en doet er dan kaas en tomatensaus overheen.Chef Vola takes an entire veal chop, slices it lengthwise, breaded, fried in olive oil, drowned in cheese and tomato sauce.
Dubbel gepaneerd voor extra knapperigheid, het is zo lekker.Double breaded for a big crunch. It's so good.
Heeft 'gepaneerd' iets te maken met 'genie' omdat dat zwemt?Is it because breaded has something to do with... genius, which swims?
Ik begon te denken dat ze ze had vermoord, gepaneerd en opgegeten.I was starting to think she killed, breaded and ate them all.
Ik wed dat ze licht gepaneerd zijn. Waarschijnlijk wel.I'll bet they're lightly breaded, right?
Ja, je weet wel, ze zijn bevroren en gepaneerd... Ik weet wat vissticks zijn.Yeah, you know, they're frozen and breaded...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

dineren
dine
doneren
endow
fineren
finance
generen
feel embarrassed
meneren
do
paleren
do
pareren
turn away
peperen
pepper
pikeren
pipe
pokeren
poke the fire
poleren
polish
poneren
posit
poseren
pose
puberen
do
pureren
puree

Similar but longer

pagineren
paginate
pandoeren
do
panikeren
panic
pantseren
armour
patineren
patinate
planeren
plane

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bread':

None found.
Learning languages?