Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Sammelen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sammel
sammelt
sammelt
sammelen
sammelen
sammelen
Present perfect tense
heb gesammeld
hebt gesammeld
heeft gesammeld
hebben gesammeld
hebben gesammeld
hebben gesammeld
Past tense
sammelde
sammelde
sammelde
sammelden
sammelden
sammelden
Future tense
zal sammelen
zult sammelen
zal sammelen
zullen sammelen
zullen sammelen
zullen sammelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou sammelen
zou sammelen
zou sammelen
zouden sammelen
zouden sammelen
zouden sammelen
Subjunctive mood
sammele
sammele
sammele
sammele
sammele
sammele
Past perfect tense
had gesammeld
had gesammeld
had gesammeld
hadden gesammeld
hadden gesammeld
hadden gesammeld
Future perf.
zal gesammeld hebben
zal gesammeld hebben
zal gesammeld hebben
zullen gesammeld hebben
zullen gesammeld hebben
zullen gesammeld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesammeld hebben
zou gesammeld hebben
zou gesammeld hebben
zouden gesammeld hebben
zouden gesammeld hebben
zouden gesammeld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
sammel
sammelt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bommelen
do
dommelen
doze
lummelen
loaf
mommelen
do
mummelen
mutter
rammelen
rattle
rommelen
rumble
sabbelen
suck
sappelen
struggle
stamelen
stammer

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

rukken
jerk
samenhokken
huddle together
samenroepen
convene
samenstellen
compose
samenvatten
summarize
samenvloeien
merge
samenzweren
conspire
samplen
do
saneren
reorganize
schaarden
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.