Pluggen (to plug) conjugation

Dutch
18 examples

Conjugation of pluggen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plug
I plug
plugt
you plug
plugt
he/she/it plugs
pluggen
we plug
pluggen
you all plug
pluggen
they plug
Present perfect tense
heb geplugd
I have plugged
hebt geplugd
you have plugged
heeft geplugd
he/she/it has plugged
hebben geplugd
we have plugged
hebben geplugd
you all have plugged
hebben geplugd
they have plugged
Past tense
plugde
I plugged
plugde
you plugged
plugde
he/she/it plugged
plugden
we plugged
plugden
you all plugged
plugden
they plugged
Future tense
zal pluggen
I will plug
zult pluggen
you will plug
zal pluggen
he/she/it will plug
zullen pluggen
we will plug
zullen pluggen
you all will plug
zullen pluggen
they will plug
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pluggen
I would plug
zou pluggen
you would plug
zou pluggen
he/she/it would plug
zouden pluggen
we would plug
zouden pluggen
you all would plug
zouden pluggen
they would plug
Subjunctive mood
plugge
I plug
plugge
you plug
plugge
he/she/it plug
plugge
we plug
plugge
you all plug
plugge
they plug
Past perfect tense
had geplugd
I had plugged
had geplugd
you had plugged
had geplugd
he/she/it had plugged
hadden geplugd
we had plugged
hadden geplugd
you all had plugged
hadden geplugd
they had plugged
Future perf.
zal geplugd hebben
I will have plugged
zal geplugd hebben
you will have plugged
zal geplugd hebben
he/she/it will have plugged
zullen geplugd hebben
we will have plugged
zullen geplugd hebben
you all will have plugged
zullen geplugd hebben
they will have plugged
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geplugd hebben
I would have plugged
zou geplugd hebben
you would have plugged
zou geplugd hebben
he/she/it would have plugged
zouden geplugd hebben
we would have plugged
zouden geplugd hebben
you all would have plugged
zouden geplugd hebben
they would have plugged
Du
Ihr
Imperative mood
plug
plug
plugt
plug

Examples of pluggen

Example in DutchTranslation in English
- Je bent 's werelds slimste computergenie... en uiteindelijk gaat het om iets in te pluggen?- into the computer. - You're the world's smartest computer guy, and this comes down to plugging something in?
- Zolang je een manier vindt om de corndogs... in te pluggen, is het prima. Wanneer is het?As long as you find a way to plug the corndogs, you're good.
...verbindingskabels,stekkers,pluggen...connecting cables, jack, plug...
Alles wat je in kunt pluggen gaat hierin.Anything that plugs in goes into this bin.
Als er een dier ziek wordt hier... pluggen ze het in de muur.When an animal gets sick here... they plug it into the wall.
- Ga een plug zoeken voor de lampen.- Go find a plug for the lights.
- Ik heb een plug-in gevonden die werkt.- I found a plug-in that worked.
- Ja, de plug eruit trekken.There is. We pull the plug.
- Precies. Met een dikke vette plug van haar en gras.- Oh, yeah, blocks it all up with this big, nasty, hairy plug of hair and grass.
- Zijn neus plug voor zijn sinussen?- his nose plug for his sinuses?
Clapton plugt een gitaar in...- Clapton plugs in a guitar-- - Okay, Jimi Hendrix--
Hendrix plugt in en speelt met z'n tanden.Hendrix plugs in an electric guitar, he plays with his teeth.
Hoe werkt dit? Je plugt dit in en het is het einde voor Samaritan?So what's the deal, you just plug 'em in, then it's lights out, Samaritan?
Je hangt het vast aan je riem, plugt het hier in en je speelt versterkd.Now, you just hook it on your belt, plug it right in there and you're amplified.
Je plugt hem in voor een directe vertaling.You plug it in for an instant translation.
Als ze niet wil praten moeten we in geplugd zijn in haar vitale.If she won't talk we need to be plugged into her vitals.
Ik heb haar in de machine geplugd.I plugged her into the machine.
Toen de familie hun telefoon in het antwoordapparaat plugde... werden ze instemmende volwassen.When the family plugged in their phone into the answering machine they became consenting adults.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

plaggen
do
plengen
shed
ploegen
plough
pluimen
plume
pluizen
pick
plukken
pick
plussen
do

Similar but longer

inpluggen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'plug':

None found.
Learning languages?