Cooljugator Logo Get a Language Tutor

pinken

to blink

Need help with pinken or Dutch? Practice with a Language tutor for personalized feedback. Find a tutor →
Wanna learn by yourself instead? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of pinken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pink
I blink
pinkt
you blink
pinkt
he/she/it blinks
pinken
we blink
pinken
you all blink
pinken
they blink
Present perfect tense
heb gepinkt
I have blinked
hebt gepinkt
you have blinked
heeft gepinkt
he/she/it has blinked
hebben gepinkt
we have blinked
hebben gepinkt
you all have blinked
hebben gepinkt
they have blinked
Past tense
pinkte
I blinked
pinkte
you blinked
pinkte
he/she/it blinked
pinkten
we blinked
pinkten
you all blinked
pinkten
they blinked
Future tense
zal pinken
I will blink
zult pinken
you will blink
zal pinken
he/she/it will blink
zullen pinken
we will blink
zullen pinken
you all will blink
zullen pinken
they will blink
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou pinken
I would blink
zou pinken
you would blink
zou pinken
he/she/it would blink
zouden pinken
we would blink
zouden pinken
you all would blink
zouden pinken
they would blink
Subjunctive mood
pinke
I blink
pinke
you blink
pinke
he/she/it blink
pinke
we blink
pinke
you all blink
pinke
they blink
Past perfect tense
had gepinkt
I had blinked
had gepinkt
you had blinked
had gepinkt
he/she/it had blinked
hadden gepinkt
we had blinked
hadden gepinkt
you all had blinked
hadden gepinkt
they had blinked
Future perf.
zal gepinkt hebben
I will have blinked
zal gepinkt hebben
you will have blinked
zal gepinkt hebben
he/she/it will have blinked
zullen gepinkt hebben
we will have blinked
zullen gepinkt hebben
you all will have blinked
zullen gepinkt hebben
they will have blinked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepinkt hebben
I would have blinked
zou gepinkt hebben
you would have blinked
zou gepinkt hebben
he/she/it would have blinked
zouden gepinkt hebben
we would have blinked
zouden gepinkt hebben
you all would have blinked
zouden gepinkt hebben
they would have blinked
Du
Ihr
Imperative mood
pink
blink
pinkt
blink
Practice these conjugations with a Language tutor!

If you have questions about the conjugation of pinken or Dutch in general, you can practice and get feedback from a professional tutor.

Examples of pinken

Je pinkt een traan weg

You blink away a tear

Je pinkt je traan weg

You blink away your tear

Pinkt, pinkt niet.

It's blinking, it's not.

Rechts: pinkt.

On the right: it's blinking, it's not.

pinkt, pinkt niet.

it's blinking, it's not.