Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

opsieren

to decorate

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of opsieren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sier op
I decorate
siert op
you decorate
siert op
he/she/it decorates
sieren op
we decorate
sieren op
you all decorate
sieren op
they decorate
Present perfect tense
heb opgesierd
I have decorated
hebt opgesierd
you have decorated
heeft opgesierd
he/she/it has decorated
hebben opgesierd
we have decorated
hebben opgesierd
you all have decorated
hebben opgesierd
they have decorated
Past tense
sierde op
I decorated
sierde op
you decorated
sierde op
he/she/it decorated
sierden op
we decorated
sierden op
you all decorated
sierden op
they decorated
Future tense
zal opsieren
I will decorate
zult opsieren
you will decorate
zal opsieren
he/she/it will decorate
zullen opsieren
we will decorate
zullen opsieren
you all will decorate
zullen opsieren
they will decorate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opsieren
I would decorate
zou opsieren
you would decorate
zou opsieren
he/she/it would decorate
zouden opsieren
we would decorate
zouden opsieren
you all would decorate
zouden opsieren
they would decorate
Subjunctive mood
siere op
I decorate
siere op
you decorate
siere op
he/she/it decorate
siere op
we decorate
siere op
you all decorate
siere op
they decorate
Past perfect tense
had opgesierd
I had decorated
had opgesierd
you had decorated
had opgesierd
he/she/it had decorated
hadden opgesierd
we had decorated
hadden opgesierd
you all had decorated
hadden opgesierd
they had decorated
Future perf.
zal opgesierd hebben
I will have decorated
zal opgesierd hebben
you will have decorated
zal opgesierd hebben
he/she/it will have decorated
zullen opgesierd hebben
we will have decorated
zullen opgesierd hebben
you all will have decorated
zullen opgesierd hebben
they will have decorated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgesierd hebben
I would have decorated
zou opgesierd hebben
you would have decorated
zou opgesierd hebben
he/she/it would have decorated
zouden opgesierd hebben
we would have decorated
zouden opgesierd hebben
you all would have decorated
zouden opgesierd hebben
they would have decorated
Present bijzin tense
opsier
I decorate
opsiert
you decorate
opsiert
he/she/it decorates
opsieren
we decorate
opsieren
you all decorate
opsieren
they decorate
Past bijzin tense
opsierde
I decorated
opsierde
you decorated
opsierde
he/she/it decorated
opsierden
we decorated
opsierden
you all decorated
opsierden
they decorated
Future bijzin tense
zal opsieren
I will decorate
zult opsieren
you will decorate
zal opsieren
he/she/it will decorate
zullen opsieren
we will decorate
zullen opsieren
you all will decorate
zullen opsieren
they will decorate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opsieren
I would decorate
zou opsieren
you would decorate
zou opsieren
he/she/it would decorate
zouden opsieren
we would decorate
zouden opsieren
you all would decorate
zouden opsieren
they would decorate
Subjunctive bijzin mood
opsiere
I decorate
opsiere
you decorate
opsiere
he/she/it decorate
opsiere
we decorate
opsiere
you all decorate
opsiere
they decorate
Du
Ihr
Imperative mood
sier op
decorate
siert op
decorate

Examples of opsieren

Als het doek gevallen was, moesten we het Sands Casino nog uren opsieren.

When the curtain came down, we had to stay and decorate the Sands Casino into the wee hours.