Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

opklappen

to fold

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of opklappen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
klap op
I fold
klapt op
you fold
klapt op
he/she/it folds
klappen op
we fold
klappen op
you all fold
klappen op
they fold
Present perfect tense
heb opgeklapt
I have folded
hebt opgeklapt
you have folded
heeft opgeklapt
he/she/it has folded
hebben opgeklapt
we have folded
hebben opgeklapt
you all have folded
hebben opgeklapt
they have folded
Past tense
klapte op
I folded
klapte op
you folded
klapte op
he/she/it folded
klapten op
we folded
klapten op
you all folded
klapten op
they folded
Future tense
zal opklappen
I will fold
zult opklappen
you will fold
zal opklappen
he/she/it will fold
zullen opklappen
we will fold
zullen opklappen
you all will fold
zullen opklappen
they will fold
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opklappen
I would fold
zou opklappen
you would fold
zou opklappen
he/she/it would fold
zouden opklappen
we would fold
zouden opklappen
you all would fold
zouden opklappen
they would fold
Subjunctive mood
klappe op
I fold
klappe op
you fold
klappe op
he/she/it fold
klappe op
we fold
klappe op
you all fold
klappe op
they fold
Past perfect tense
had opgeklapt
I had folded
had opgeklapt
you had folded
had opgeklapt
he/she/it had folded
hadden opgeklapt
we had folded
hadden opgeklapt
you all had folded
hadden opgeklapt
they had folded
Future perf.
zal opgeklapt hebben
I will have folded
zal opgeklapt hebben
you will have folded
zal opgeklapt hebben
he/she/it will have folded
zullen opgeklapt hebben
we will have folded
zullen opgeklapt hebben
you all will have folded
zullen opgeklapt hebben
they will have folded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeklapt hebben
I would have folded
zou opgeklapt hebben
you would have folded
zou opgeklapt hebben
he/she/it would have folded
zouden opgeklapt hebben
we would have folded
zouden opgeklapt hebben
you all would have folded
zouden opgeklapt hebben
they would have folded
Present bijzin tense
opklap
I fold
opklapt
you fold
opklapt
he/she/it folds
opklappen
we fold
opklappen
you all fold
opklappen
they fold
Past bijzin tense
opklapte
I folded
opklapte
you folded
opklapte
he/she/it folded
opklapten
we folded
opklapten
you all folded
opklapten
they folded
Future bijzin tense
zal opklappen
I will fold
zult opklappen
you will fold
zal opklappen
he/she/it will fold
zullen opklappen
we will fold
zullen opklappen
you all will fold
zullen opklappen
they will fold
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opklappen
I would fold
zou opklappen
you would fold
zou opklappen
he/she/it would fold
zouden opklappen
we would fold
zouden opklappen
you all would fold
zouden opklappen
they would fold
Subjunctive bijzin mood
opklappe
I fold
opklappe
you fold
opklappe
he/she/it fold
opklappe
we fold
opklappe
you all fold
opklappe
they fold
Du
Ihr
Imperative mood
klap op
fold
klapt op
fold

Examples of opklappen

De tribune klapt op.

The bleachers fold down.

En het campingbedje stond gewoon nog opgeklapt.

The bed was there, but folded up.