Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Lispen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lisp
lispt
lispt
lispen
lispen
lispen
Present perfect tense
heb gelispt
hebt gelispt
heeft gelispt
hebben gelispt
hebben gelispt
hebben gelispt
Past tense
lispte
lispte
lispte
lispten
lispten
lispten
Future tense
zal lispen
zult lispen
zal lispen
zullen lispen
zullen lispen
zullen lispen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lispen
zou lispen
zou lispen
zouden lispen
zouden lispen
zouden lispen
Subjunctive mood
lispe
lispe
lispe
lispe
lispe
lispe
Past perfect tense
had gelispt
had gelispt
had gelispt
hadden gelispt
hadden gelispt
hadden gelispt
Future perf.
zal gelispt hebben
zal gelispt hebben
zal gelispt hebben
zullen gelispt hebben
zullen gelispt hebben
zullen gelispt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelispt hebben
zou gelispt hebben
zou gelispt hebben
zouden gelispt hebben
zouden gelispt hebben
zouden gelispt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
lisp
lispt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gespen
buckle
gispen
reprove
lappen
patch
leppen
sip
liegen
lie
liëren
align themselves
liften
hitchhike
liggen
be situated
lijden
suffer
lijken
suffer
lijmen
glue
lijnen
do
lijzen
do
likken
lick
lillen
do

Similar but longer

lispelen
lisp

Random

leegstaan
do
leren
learn
liëren
align themselves
liflaffen
do
liggen
be situated
lijnen
do
lispelen
lisp
lithograferen
do
lodderen
do
losdrukken
press out

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.