Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

lameren

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of lameren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
lameer
I do
lameert
you do
lameert
he/she/it does
lameren
we do
lameren
you all do
lameren
they do
Present perfect tense
heb gelameerd
I have done
hebt gelameerd
you have done
heeft gelameerd
he/she/it has done
hebben gelameerd
we have done
hebben gelameerd
you all have done
hebben gelameerd
they have done
Past tense
lameerde
I did
lameerde
you did
lameerde
he/she/it did
lameerden
we did
lameerden
you all did
lameerden
they did
Future tense
zal lameren
I will do
zult lameren
you will do
zal lameren
he/she/it will do
zullen lameren
we will do
zullen lameren
you all will do
zullen lameren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou lameren
I would do
zou lameren
you would do
zou lameren
he/she/it would do
zouden lameren
we would do
zouden lameren
you all would do
zouden lameren
they would do
Subjunctive mood
lamere
I do
lamere
you do
lamere
he/she/it do
lamere
we do
lamere
you all do
lamere
they do
Past perfect tense
had gelameerd
I had done
had gelameerd
you had done
had gelameerd
he/she/it had done
hadden gelameerd
we had done
hadden gelameerd
you all had done
hadden gelameerd
they had done
Future perf.
zal gelameerd hebben
I will have done
zal gelameerd hebben
you will have done
zal gelameerd hebben
he/she/it will have done
zullen gelameerd hebben
we will have done
zullen gelameerd hebben
you all will have done
zullen gelameerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelameerd hebben
I would have done
zou gelameerd hebben
you would have done
zou gelameerd hebben
he/she/it would have done
zouden gelameerd hebben
we would have done
zouden gelameerd hebben
you all would have done
zouden gelameerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
lameer
do
lameert
do