Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Kondschappen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kondschap
kondschapt
kondschapt
kondschappen
kondschappen
kondschappen
Present perfect tense
heb gekondschapt
hebt gekondschapt
heeft gekondschapt
hebben gekondschapt
hebben gekondschapt
hebben gekondschapt
Past tense
kondschapte
kondschapte
kondschapte
kondschapten
kondschapten
kondschapten
Future tense
zal kondschappen
zult kondschappen
zal kondschappen
zullen kondschappen
zullen kondschappen
zullen kondschappen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kondschappen
zou kondschappen
zou kondschappen
zouden kondschappen
zouden kondschappen
zouden kondschappen
Subjunctive mood
kondschappe
kondschappe
kondschappe
kondschappe
kondschappe
kondschappe
Past perfect tense
had gekondschapt
had gekondschapt
had gekondschapt
hadden gekondschapt
hadden gekondschapt
hadden gekondschapt
Future perf.
zal gekondschapt hebben
zal gekondschapt hebben
zal gekondschapt hebben
zullen gekondschapt hebben
zullen gekondschapt hebben
zullen gekondschapt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekondschapt hebben
zou gekondschapt hebben
zou gekondschapt hebben
zouden gekondschapt hebben
zouden gekondschapt hebben
zouden gekondschapt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
kondschap
kondschapt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

kasseien
do
klonen
clone
knallen
bang
kneukelen
do
kofferen
do
kolderen
do
komen
come
konfijten
candy
kouvatten
catch a cold
krabbedieven
crab thieves

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.