Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Stuiven (to gush) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stuif
stuift
stuift
stuiven
stuiven
stuiven
Present perfect tense
heb gestoven
hebt gestoven
heeft gestoven
hebben gestoven
hebben gestoven
hebben gestoven
Past tense
stoof
stoof
stoof
stoven
stoven
stoven
Future tense
zal stuiven
zult stuiven
zal stuiven
zullen stuiven
zullen stuiven
zullen stuiven
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stuiven
zou stuiven
zou stuiven
zouden stuiven
zouden stuiven
zouden stuiven
Subjunctive mood
stuive
stuive
stuive
stuive
stuive
stuive
Past perfect tense
had gestoven
had gestoven
had gestoven
hadden gestoven
hadden gestoven
hadden gestoven
Future perf.
zal gestoven hebben
zal gestoven hebben
zal gestoven hebben
zullen gestoven hebben
zullen gestoven hebben
zullen gestoven hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gestoven hebben
zou gestoven hebben
zou gestoven hebben
zouden gestoven hebben
zouden gestoven hebben
zouden gestoven hebben
Du
Ihr
Imperative mood
stuif
stuift

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gnuiven
chuckle
kluiven
gnaw
kruiven
do
snuiven
sniff
sterven
die
stijven
finish
streven
aim at
stuffen
stuff
stuiken
swag
stuiten
halt
stulpen
do
stunten
stunt
stutten
steer

Similar but longer

afstuiven
blow off
bestuiven
pollinate
instuiven
open days
omstuiven
do
opstuiven
flare up

Random

spritsen
do
stijven
finish
stomen
do
stoven
braise
studeren
study
stuiteren
bounce
stukadoren
plaster
suizen
whiz
suppleren
do
surfen
suppress

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'gush':

None found.