Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Katheteriseren (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
katheteriseer
katheteriseert
katheteriseert
katheteriseren
katheteriseren
katheteriseren
Present perfect tense
heb gekatheteriseerd
hebt gekatheteriseerd
heeft gekatheteriseerd
hebben gekatheteriseerd
hebben gekatheteriseerd
hebben gekatheteriseerd
Past tense
katheteriseerde
katheteriseerde
katheteriseerde
katheteriseerden
katheteriseerden
katheteriseerden
Future tense
zal katheteriseren
zult katheteriseren
zal katheteriseren
zullen katheteriseren
zullen katheteriseren
zullen katheteriseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou katheteriseren
zou katheteriseren
zou katheteriseren
zouden katheteriseren
zouden katheteriseren
zouden katheteriseren
Subjunctive mood
katheterisere
katheterisere
katheterisere
katheterisere
katheterisere
katheterisere
Past perfect tense
had gekatheteriseerd
had gekatheteriseerd
had gekatheteriseerd
hadden gekatheteriseerd
hadden gekatheteriseerd
hadden gekatheteriseerd
Future perf.
zal gekatheteriseerd hebben
zal gekatheteriseerd hebben
zal gekatheteriseerd hebben
zullen gekatheteriseerd hebben
zullen gekatheteriseerd hebben
zullen gekatheteriseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekatheteriseerd hebben
zou gekatheteriseerd hebben
zou gekatheteriseerd hebben
zouden gekatheteriseerd hebben
zouden gekatheteriseerd hebben
zouden gekatheteriseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
katheteriseer
katheteriseert

Examples of katheteriseren

Example in DutchTranslation in English
Meneer, katheteriseert u zelf?- Hey, sir, do you self-cath?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.