Blozen (to blush) conjugation

Dutch
27 examples

Conjugation of blozen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bloos
I blush
bloost
you blush
bloost
he/she/it blushes
blozen
we blush
blozen
you all blush
blozen
they blush
Present perfect tense
heb gebloosd
I have blushed
hebt gebloosd
you have blushed
heeft gebloosd
he/she/it has blushed
hebben gebloosd
we have blushed
hebben gebloosd
you all have blushed
hebben gebloosd
they have blushed
Past tense
bloosde
I blushed
bloosde
you blushed
bloosde
he/she/it blushed
bloosden
we blushed
bloosden
you all blushed
bloosden
they blushed
Future tense
zal blozen
I will blush
zult blozen
you will blush
zal blozen
he/she/it will blush
zullen blozen
we will blush
zullen blozen
you all will blush
zullen blozen
they will blush
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou blozen
I would blush
zou blozen
you would blush
zou blozen
he/she/it would blush
zouden blozen
we would blush
zouden blozen
you all would blush
zouden blozen
they would blush
Subjunctive mood
bloze
I blush
bloze
you blush
bloze
he/she/it blush
bloze
we blush
bloze
you all blush
bloze
they blush
Past perfect tense
had gebloosd
I had blushed
had gebloosd
you had blushed
had gebloosd
he/she/it had blushed
hadden gebloosd
we had blushed
hadden gebloosd
you all had blushed
hadden gebloosd
they had blushed
Future perf.
zal gebloosd hebben
I will have blushed
zal gebloosd hebben
you will have blushed
zal gebloosd hebben
he/she/it will have blushed
zullen gebloosd hebben
we will have blushed
zullen gebloosd hebben
you all will have blushed
zullen gebloosd hebben
they will have blushed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebloosd hebben
I would have blushed
zou gebloosd hebben
you would have blushed
zou gebloosd hebben
he/she/it would have blushed
zouden gebloosd hebben
we would have blushed
zouden gebloosd hebben
you all would have blushed
zouden gebloosd hebben
they would have blushed
Du
Ihr
Imperative mood
bloos
blush
bloost
blush

Examples of blozen

Example in DutchTranslation in English
"Die zelfs doet blozen een gemene dief# That would make a sailor blush #
"Na enkele minuten blozen, begon hij hen te verzekeren, op een nogal hartelijke manier, dat het helemaal geen nieuwe overjas was.""After several minutes, blushing all over, he began reassuring them, quite simple-heartedly, that it was not a new overcoat at all. "
- Ach, hou op. Je laat me blozen.Oh, stop, you're making me blush.
- Alsjeblieft, je doet me blozen.Please, darling. You're gonna make me blush.
- Ben ik blozen?- Am I blushing?
- Hou op. Ik bloos.I'm blushing.
- Ik bloos ervan.- Y'aII making me blush.
- Ik bloos niet.I'm not blushing!
- Ik bloos nooit.I do not blush.
- Waarom bloos je dan?- Don't say nothing. You're blushing.
'De aanstaande echtgenoot is thuis en de bruid bloost.Your suitor has come home the bride is blushing.
- "De mens is 't enige dier... - "Dat bloost-"Man is the only animal--" -"--that blushes...
- Hij bloost.Look, he's blushing.
- Je bloost echt.- You're totally blushing.
- Je bloost, Jed.You're blushing, Jed.
Heb ik verdomme gebloosd,- You blushed, sir.
Ik heb al 40 jaar niet gebloosd.I haven't blushed in 40 years.
niets om me te bedekken, ik heb de hele nacht gebloosd hij zag me naakt helemaal naakt uit respect voor de arme man bedekte ik mijn gezicht maar nu weet ik dat door zo te doen ik mijn billen vergat te bedekkenNothing to cover me, I blushed the whole night long. He saw me naked, Completely naked. Out of respect for the poor man, I covered up my face.
"Hij bloosde als hij naar me keek."He blushed as he looked at me.
-Jij bloosde.You blushed.
De dag ik je ontmoette, bloosde je ook zoals je nu doet.The day I met you, you blushed like you are doing right now.
En hij bloosde toen hij over z'n gewicht loog.Besides, he blushed when he lied about his weight.
En hij bloosde toen we alleen in de slaapkamer waren.And he blushed tonight when we were alone in the bedroom.
Ik ben niet echt 'n blozend bruidje meer.I'm not exactly your blushing bride anymore.
Ik hou van die 80-jarige man die tegenover mij zit...blozend.I love this 80-year-old man sitting across from me, blushing.
Ja, kijk maar blozend de andere kant op.Oh, that's right. Hide your blushing eyes.
mijn lippen, dit blozend pelgrimpaar, branden om die ruwe aanraking met een tedere kus te verzachten.Thy lips, two blushing pilgrims, ready stand, to smooth that rough touch with a tender kiss."

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

biezen
do
blaken
blaze
blaren
do
blaten
bleat
blazen
blow
bleken
bleach
blèren
hurt
bloten
dewool
blowen
do
bonzen
pound
buizen
fail
drozen
do
krozen
do

Similar but longer

bloezen
blossom

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'blush':

None found.
Learning languages?