Bezeren (to hurt) conjugation

Dutch
27 examples

Conjugation of bezeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bezeer
I hurt
bezeert
you hurt
bezeert
he/she/it hurts
bezeren
we hurt
bezeren
you all hurt
bezeren
they hurt
Present perfect tense
heb bezeerd
I have hurt
hebt bezeerd
you have hurt
heeft bezeerd
he/she/it has hurt
hebben bezeerd
we have hurt
hebben bezeerd
you all have hurt
hebben bezeerd
they have hurt
Past tense
bezeerde
I hurt
bezeerde
you hurt
bezeerde
he/she/it hurt
bezeerden
we hurt
bezeerden
you all hurt
bezeerden
they hurt
Future tense
zal bezeren
I will hurt
zult bezeren
you will hurt
zal bezeren
he/she/it will hurt
zullen bezeren
we will hurt
zullen bezeren
you all will hurt
zullen bezeren
they will hurt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bezeren
I would hurt
zou bezeren
you would hurt
zou bezeren
he/she/it would hurt
zouden bezeren
we would hurt
zouden bezeren
you all would hurt
zouden bezeren
they would hurt
Subjunctive mood
bezere
I hurt
bezere
you hurt
bezere
he/she/it hurt
bezere
we hurt
bezere
you all hurt
bezere
they hurt
Past perfect tense
had bezeerd
I had hurt
had bezeerd
you had hurt
had bezeerd
he/she/it had hurt
hadden bezeerd
we had hurt
hadden bezeerd
you all had hurt
hadden bezeerd
they had hurt
Future perf.
zal bezeerd hebben
I will have hurt
zal bezeerd hebben
you will have hurt
zal bezeerd hebben
he/she/it will have hurt
zullen bezeerd hebben
we will have hurt
zullen bezeerd hebben
you all will have hurt
zullen bezeerd hebben
they will have hurt
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bezeerd hebben
I would have hurt
zou bezeerd hebben
you would have hurt
zou bezeerd hebben
he/she/it would have hurt
zouden bezeerd hebben
we would have hurt
zouden bezeerd hebben
you all would have hurt
zouden bezeerd hebben
they would have hurt
Du
Ihr
Imperative mood
bezeer
hurt
bezeert
hurt

Examples of bezeren

Example in DutchTranslation in English
't Had een kind kunnen bezeren.Could've hurt a child.
- Ik begrijp dat je bang bent om je te bezeren.I... I get that you're afraid of getting hurt.
- Is kinderen bezeren soms wel je werk?- Is children sometimes hurt your work?
- Je gaat je rug bezeren.- Gonna hurt your back.
- Je had jezelf kunnen bezeren.- You could've hurt yourself.
"Hoe bezeer ik een vent".It is an Indian martial art known as "how to hurt a guy."
- Nee, straks bezeer je jezelf nog.- I can't. You might get hurt.
- Straks bezeer je je.- You might hurt yourself.
- Straks bezeer je mij nog.- So you might hurt me in the process.
-Anders bezeer je je nog.You know I don't want you getting hurt.
"Petey, Petey, kijk uit dat je je niet bezeert.""Peter, you're gonna get hurt out there."
- Ga zitten voordat je je bezeert.Randy... Sit down before you get hurt!
- Ik had mijn pols bezeert op de set, en ze wilde dat ik het liet nakijken.- What are you doing here? - Oh, I-I hurt my wrist on set, and they wanted me to get it checked out.
- Ik heb me bezeert.- I think I hurt.
- Kijk uit dat je hem niet bezeert.- Careful. Don't hurt him.
'Jasmine had haar enkel bezeerd in een voetbalspelletje op het strand 'na de kwartfinale en Shelly had haar een beetje verzorgd.'Jasmine had hurt her ankle in a football kickabout on the beach 'after the quarterfinals and Shelly had been carrying her a bit.
- Danny. Hoe heeft Jack zijn pols bezeerd.How did Jack hurt his wrist?
- Dat jochie heeft zich bezeerd.Frank, he's cut himself. The boy's hurt.
- Heb ik me bezeerd?- Am I hurt?
- Heb je iets bezeerd?- Did you hurt anything?
- Brak z'n arm en bezeerde z'n oog?-Broke his arm and hurt his eye?
- Dat is voordat ik mijn knie bezeerde.That was before I hurt my knee. Oh, oh, wait.
- Ik dacht dat u zich bezeerde.I just thought you hurt yourself.
- Ze viel en bezeerde haar rug?And she fell, she hurt her back?
- Zo bezeerde hij z'n arm.- That's how he hurt his arm.
Als de kinderen iets fout deden of zich bezeerden, werd ik gek.I mean the kids would make a mistake or hurt themselves, I'd go crazy.
Hij lachte altijd als mensen zich bezeerden.He was always laughing when people get hurt.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bakeren
swaddle
baseren
base
bedaren
calm
begeren
desire
beharen
do
beheren
manage
behoren
belong
beieren
do
bekeren
convert
bekoren
charm
beleren
school
bemuren
do
beteren
mend
bevaren
navigate
bewaren
keep

Similar but longer

belazeren
cheat
bezeveren
do
bezweren
defraud

Random

beschamen
put to shame
beschrijden
bestride
besjollemen
do
betonnen
concrete
betwijfelen
patronize
bewerkstelligen
accomplish
bezaaien
sow
bezenderen
radio tracking
bezetten
occupy
bezondigen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hurt':

None found.
Learning languages?