Bengelen (to do) conjugation

Dutch
12 examples

Conjugation of bengelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bengel
I do
bengelt
you do
bengelt
he/she/it does
bengelen
we do
bengelen
you all do
bengelen
they do
Present perfect tense
heb gebengeld
I have done
hebt gebengeld
you have done
heeft gebengeld
he/she/it has done
hebben gebengeld
we have done
hebben gebengeld
you all have done
hebben gebengeld
they have done
Past tense
bengelde
I did
bengelde
you did
bengelde
he/she/it did
bengelden
we did
bengelden
you all did
bengelden
they did
Future tense
zal bengelen
I will do
zult bengelen
you will do
zal bengelen
he/she/it will do
zullen bengelen
we will do
zullen bengelen
you all will do
zullen bengelen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bengelen
I would do
zou bengelen
you would do
zou bengelen
he/she/it would do
zouden bengelen
we would do
zouden bengelen
you all would do
zouden bengelen
they would do
Subjunctive mood
bengele
I do
bengele
you do
bengele
he/she/it do
bengele
we do
bengele
you all do
bengele
they do
Past perfect tense
had gebengeld
I had done
had gebengeld
you had done
had gebengeld
he/she/it had done
hadden gebengeld
we had done
hadden gebengeld
you all had done
hadden gebengeld
they had done
Future perf.
zal gebengeld hebben
I will have done
zal gebengeld hebben
you will have done
zal gebengeld hebben
he/she/it will have done
zullen gebengeld hebben
we will have done
zullen gebengeld hebben
you all will have done
zullen gebengeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebengeld hebben
I would have done
zou gebengeld hebben
you would have done
zou gebengeld hebben
he/she/it would have done
zouden gebengeld hebben
we would have done
zouden gebengeld hebben
you all would have done
zouden gebengeld hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
bengel
do
bengelt
do

Examples of bengelen

Example in DutchTranslation in English
Aan een kraan bengelen is niet goed voor je rug.Swinging off a crane does a number on your back. I...
De laatste kerel die zoiets tegen me zei liet ik uit het raam bengelen.The last bloke that said something like that to me got dangled out of a window.
Ik werd gedegradeerd omdat ik een collega uit het raam liet bengelen.I was demoted for dangling a colleague out of a window.
Is er dan een andere manier om iemand uit een raam te te laten bengelen?Is there another way to dangle someone out of a window?
Om het voor me te bengelen, na alles wat ze heeft gedaan.To dangle it in front of me, after everything she's done.
En Gary speelde de brutale bengel, zoals ik Shirley Temple speelde toen ik een kind was en mijn vader zijn inzinkingen had.And Gary was playing the cheeky chappy, just like I used to play little Shirley Temple when I was a child and my father had his breakdowns.
Ik ben halverwege en bengel hier.Yeah, okay, well, I'm halfway down and dangling.
Al bengelt er niets tussen mijn benen, ik kan gerust mijn mannetje staan.And just because my reproductive organs are on the inside, not the outside,... ..doesn't mean I can't handle whatever you can handle.
Kijk maar uit hoogheid, de vrijheid van je bengelt aan het balkon van het Vaticaan.Beware, Doge. Your city's freedom dangles from the belt of the Vatican.
Onder aan de lijst bengelt ontwerpster Victory Ford die onderuit ging tijdens Fashion Week.Reilly has turned that publication around at media-giant Matrick-Verner. This woman is, without a doubt, one to watch.
Sommige meisjes weten niet wat goed is... al bengelt het voor hun neus, hoe vaak het ze ook al is aangeboden.There are some girls who don't know a good thin when it's right in front of them, no matter how many times it has been offered.
Weet je, zoals je aan een touw bengelt boven water en je bent bang om erin te vallen... en dan doe je het gewoon.You know how when you're swinging on a rope swing across a stream and you're afraid to jump in, and then you just do? No.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

baggelen
do
bedoelen
mean
beitelen
chisel
bekoelen
cool
bespelen
play
bestelen
rob
beugelen
do
beurelen
do
beuzelen
trifle
bevoelen
fumble
bezielen
inspire
biggelen
dribble
bungelen
do
hengelen
do
jengelen
whine

Similar but longer

benagelen
approximate measures
betingelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?