Afvangen (to flare) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afvangen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vang af
I flare
vangt af
you flare
vangt af
he/she/it flares
vangen af
we flare
vangen af
you all flare
vangen af
they flare
Present perfect tense
heb afgevangen
I have flared
hebt afgevangen
you have flared
heeft afgevangen
he/she/it has flared
hebben afgevangen
we have flared
hebben afgevangen
you all have flared
hebben afgevangen
they have flared
Past tense
ving af
I flared
ving af
you flared
ving af
he/she/it flared
vingen af
we flared
vingen af
you all flared
vingen af
they flared
Future tense
zal afvangen
I will flare
zult afvangen
you will flare
zal afvangen
he/she/it will flare
zullen afvangen
we will flare
zullen afvangen
you all will flare
zullen afvangen
they will flare
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afvangen
I would flare
zou afvangen
you would flare
zou afvangen
he/she/it would flare
zouden afvangen
we would flare
zouden afvangen
you all would flare
zouden afvangen
they would flare
Subjunctive mood
vange af
I flare
vange af
you flare
vange af
he/she/it flare
vange af
we flare
vange af
you all flare
vange af
they flare
Past perfect tense
had afgevangen
I had flared
had afgevangen
you had flared
had afgevangen
he/she/it had flared
hadden afgevangen
we had flared
hadden afgevangen
you all had flared
hadden afgevangen
they had flared
Future perf.
zal afgevangen hebben
I will have flared
zal afgevangen hebben
you will have flared
zal afgevangen hebben
he/she/it will have flared
zullen afgevangen hebben
we will have flared
zullen afgevangen hebben
you all will have flared
zullen afgevangen hebben
they will have flared
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgevangen hebben
I would have flared
zou afgevangen hebben
you would have flared
zou afgevangen hebben
he/she/it would have flared
zouden afgevangen hebben
we would have flared
zouden afgevangen hebben
you all would have flared
zouden afgevangen hebben
they would have flared
Present bijzin tense
afvang
I flare
afvangt
you flare
afvangt
he/she/it flares
afvangen
we flare
afvangen
you all flare
afvangen
they flare
Past bijzin tense
afving
I flared
afving
you flared
afving
he/she/it flared
afvingen
we flared
afvingen
you all flared
afvingen
they flared
Future bijzin tense
zal afvangen
I will flare
zult afvangen
you will flare
zal afvangen
he/she/it will flare
zullen afvangen
we will flare
zullen afvangen
you all will flare
zullen afvangen
they will flare
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afvangen
I would flare
zou afvangen
you would flare
zou afvangen
he/she/it would flare
zouden afvangen
we would flare
zouden afvangen
you all would flare
zouden afvangen
they would flare
Subjunctive bijzin mood
afvange
I flare
afvange
you flare
afvange
he/she/it flare
afvange
we flare
afvange
you all flare
afvange
they flare
Du
Ihr
Imperative mood
vang af
flare
vangt af
flare

Examples of afvangen

Example in DutchTranslation in English
Begin het afvangen.Begin your flare.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afdingen
bargain
afhangen
depend
aflangen
do
afvallen
lose weight
afvergen
do
afvragen
wonder
afzengen
singe
bevangen
do
invangen
entrap
omvangen
do
opvangen
moderate

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afsponsen
do
aftaaien
piss off
aftakelen
deteriorate
aftanden
do
aftasten
scan
aftroeven
ruff
aftuigen
do
afvallen
lose weight
afvaren
depart
afwenden
turn

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'flare':

None found.
Learning languages?