Afslechten (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of afslechten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
slecht af
I do
slecht af
you do
slecht af
he/she/it does
slechten af
we do
slechten af
you all do
slechten af
they do
Present perfect tense
heb afgeslecht
I have done
hebt afgeslecht
you have done
heeft afgeslecht
he/she/it has done
hebben afgeslecht
we have done
hebben afgeslecht
you all have done
hebben afgeslecht
they have done
Past tense
slechtte af
I did
slechtte af
you did
slechtte af
he/she/it did
slechtten af
we did
slechtten af
you all did
slechtten af
they did
Future tense
zal afslechten
I will do
zult afslechten
you will do
zal afslechten
he/she/it will do
zullen afslechten
we will do
zullen afslechten
you all will do
zullen afslechten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afslechten
I would do
zou afslechten
you would do
zou afslechten
he/she/it would do
zouden afslechten
we would do
zouden afslechten
you all would do
zouden afslechten
they would do
Subjunctive mood
slechte af
I do
slechte af
you do
slechte af
he/she/it do
slechte af
we do
slechte af
you all do
slechte af
they do
Past perfect tense
had afgeslecht
I had done
had afgeslecht
you had done
had afgeslecht
he/she/it had done
hadden afgeslecht
we had done
hadden afgeslecht
you all had done
hadden afgeslecht
they had done
Future perf.
zal afgeslecht hebben
I will have done
zal afgeslecht hebben
you will have done
zal afgeslecht hebben
he/she/it will have done
zullen afgeslecht hebben
we will have done
zullen afgeslecht hebben
you all will have done
zullen afgeslecht hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeslecht hebben
I would have done
zou afgeslecht hebben
you would have done
zou afgeslecht hebben
he/she/it would have done
zouden afgeslecht hebben
we would have done
zouden afgeslecht hebben
you all would have done
zouden afgeslecht hebben
they would have done
Present bijzin tense
afslecht
I do
afslecht
you do
afslecht
he/she/it does
afslechten
we do
afslechten
you all do
afslechten
they do
Past bijzin tense
afslechtte
I did
afslechtte
you did
afslechtte
he/she/it did
afslechtten
we did
afslechtten
you all did
afslechtten
they did
Future bijzin tense
zal afslechten
I will do
zult afslechten
you will do
zal afslechten
he/she/it will do
zullen afslechten
we will do
zullen afslechten
you all will do
zullen afslechten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afslechten
I would do
zou afslechten
you would do
zou afslechten
he/she/it would do
zouden afslechten
we would do
zouden afslechten
you all would do
zouden afslechten
they would do
Subjunctive bijzin mood
afslechte
I do
afslechte
you do
afslechte
he/she/it do
afslechte
we do
afslechte
you all do
afslechte
they do
Du
Ihr
Imperative mood
slecht af
do
slecht af
do

Examples of afslechten

Example in DutchTranslation in English
't Werk gaat je slecht af, meneer Cutter.Mr. Cutter, you ain't done too good a job.
- Het loopt altijd slecht af.- Of course it did. It always does.
- Snel, zo'n spel loopt slecht af.You'd better hurry up, these games don't have a happy ending.
Als dat bloed in de verkeerde slagtanden valt loopt het slecht af.If that blood is to fall into the... Wrong fangs, ah... I don't want to write the end of that story.
Als dit uitlekt, loopt het met iemand slecht af.This is inside dope, and if it gets out, it'll be just too bad for somebody.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afslachten
cull
beslechten
settle

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

aflaten
cease
afmetselen
do
afpikken
do
afschatten
do
afslachten
cull
afslappen
do
afslenteren
do
afspeuren
scour
afspieden
do
afspiegelen
mirror

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?