Afspieden (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of afspieden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spied af
I do
spiedt af
you do
spiedt af
he/she/it does
spieden af
we do
spieden af
you all do
spieden af
they do
Present perfect tense
heb afgespied
I have done
hebt afgespied
you have done
heeft afgespied
he/she/it has done
hebben afgespied
we have done
hebben afgespied
you all have done
hebben afgespied
they have done
Past tense
spiedde af
I did
spiedde af
you did
spiedde af
he/she/it did
spiedden af
we did
spiedden af
you all did
spiedden af
they did
Future tense
zal afspieden
I will do
zult afspieden
you will do
zal afspieden
he/she/it will do
zullen afspieden
we will do
zullen afspieden
you all will do
zullen afspieden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afspieden
I would do
zou afspieden
you would do
zou afspieden
he/she/it would do
zouden afspieden
we would do
zouden afspieden
you all would do
zouden afspieden
they would do
Subjunctive mood
spiede af
I do
spiede af
you do
spiede af
he/she/it do
spiede af
we do
spiede af
you all do
spiede af
they do
Past perfect tense
had afgespied
I had done
had afgespied
you had done
had afgespied
he/she/it had done
hadden afgespied
we had done
hadden afgespied
you all had done
hadden afgespied
they had done
Future perf.
zal afgespied hebben
I will have done
zal afgespied hebben
you will have done
zal afgespied hebben
he/she/it will have done
zullen afgespied hebben
we will have done
zullen afgespied hebben
you all will have done
zullen afgespied hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgespied hebben
I would have done
zou afgespied hebben
you would have done
zou afgespied hebben
he/she/it would have done
zouden afgespied hebben
we would have done
zouden afgespied hebben
you all would have done
zouden afgespied hebben
they would have done
Present bijzin tense
afspied
I do
afspiedt
you do
afspiedt
he/she/it does
afspieden
we do
afspieden
you all do
afspieden
they do
Past bijzin tense
afspiedde
I did
afspiedde
you did
afspiedde
he/she/it did
afspiedden
we did
afspiedden
you all did
afspiedden
they did
Future bijzin tense
zal afspieden
I will do
zult afspieden
you will do
zal afspieden
he/she/it will do
zullen afspieden
we will do
zullen afspieden
you all will do
zullen afspieden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afspieden
I would do
zou afspieden
you would do
zou afspieden
he/she/it would do
zouden afspieden
we would do
zouden afspieden
you all would do
zouden afspieden
they would do
Subjunctive bijzin mood
afspiede
I do
afspiede
you do
afspiede
he/she/it do
afspiede
we do
afspiede
you all do
afspiede
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spied af
do
spiedt af
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afspelden
do
afspinnen
do
afspitten
do
afvlieden
do
bespieden
spy on

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afschoffelen
do
afschrobben
scrub
afsjacheren
do
afsjouwen
do
afsmetten
do
afsnipperen
do
afspeuren
scour
afspiegelen
mirror
afstappen
tramp
afstrepen
daub

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?