Afslenteren (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afslenteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
slenter af
I do
slentert af
you do
slentert af
he/she/it does
slenteren af
we do
slenteren af
you all do
slenteren af
they do
Present perfect tense
ben afgeslenterd
I have done
bent afgeslenterd
you have done
is afgeslenterd
he/she/it has done
zijn afgeslenterd
we have done
zijn afgeslenterd
you all have done
zijn afgeslenterd
they have done
Past tense
slenterde af
I did
slenterde af
you did
slenterde af
he/she/it did
slenterden af
we did
slenterden af
you all did
slenterden af
they did
Future tense
zal afslenteren
I will do
zult afslenteren
you will do
zal afslenteren
he/she/it will do
zullen afslenteren
we will do
zullen afslenteren
you all will do
zullen afslenteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afslenteren
I would do
zou afslenteren
you would do
zou afslenteren
he/she/it would do
zouden afslenteren
we would do
zouden afslenteren
you all would do
zouden afslenteren
they would do
Subjunctive mood
slentere af
I do
slentere af
you do
slentere af
he/she/it do
slentere af
we do
slentere af
you all do
slentere af
they do
Past perfect tense
was afgeslenterd
I had done
was afgeslenterd
you had done
was afgeslenterd
he/she/it had done
waren afgeslenterd
we had done
waren afgeslenterd
you all had done
waren afgeslenterd
they had done
Future perf.
zal afgeslenterd zijn
I will have done
zal afgeslenterd zijn
you will have done
zal afgeslenterd zijn
he/she/it will have done
zullen afgeslenterd zijn
we will have done
zullen afgeslenterd zijn
you all will have done
zullen afgeslenterd zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgeslenterd zijn
I would have done
zou afgeslenterd zijn
you would have done
zou afgeslenterd zijn
he/she/it would have done
zouden afgeslenterd zijn
we would have done
zouden afgeslenterd zijn
you all would have done
zouden afgeslenterd zijn
they would have done
Present bijzin tense
afslenter
I do
afslentert
you do
afslentert
he/she/it does
afslenteren
we do
afslenteren
you all do
afslenteren
they do
Past bijzin tense
afslenterde
I did
afslenterde
you did
afslenterde
he/she/it did
afslenterden
we did
afslenterden
you all did
afslenterden
they did
Future bijzin tense
zal afslenteren
I will do
zult afslenteren
you will do
zal afslenteren
he/she/it will do
zullen afslenteren
we will do
zullen afslenteren
you all will do
zullen afslenteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afslenteren
I would do
zou afslenteren
you would do
zou afslenteren
he/she/it would do
zouden afslenteren
we would do
zouden afslenteren
you all would do
zouden afslenteren
they would do
Subjunctive bijzin mood
afslentere
I do
afslentere
you do
afslentere
he/she/it do
afslentere
we do
afslentere
you all do
afslentere
they do
Du
Ihr
Imperative mood
slenter af
do
slentert af
do

Examples of afslenteren

Example in DutchTranslation in English
Ik zou graag Mrs. Amber de vijfde Avenue zien afslenteren met Mr. Esposito.I'd love to see Mrs. Amber strolling down Five Avenue with Mr. Esposito.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

inslenteren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?