Afmetselen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of afmetselen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
metsel af
I do
metselt af
you do
metselt af
he/she/it does
metselen af
we do
metselen af
you all do
metselen af
they do
Present perfect tense
heb afgemetseld
I have done
hebt afgemetseld
you have done
heeft afgemetseld
he/she/it has done
hebben afgemetseld
we have done
hebben afgemetseld
you all have done
hebben afgemetseld
they have done
Past tense
metselde af
I did
metselde af
you did
metselde af
he/she/it did
metselden af
we did
metselden af
you all did
metselden af
they did
Future tense
zal afmetselen
I will do
zult afmetselen
you will do
zal afmetselen
he/she/it will do
zullen afmetselen
we will do
zullen afmetselen
you all will do
zullen afmetselen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afmetselen
I would do
zou afmetselen
you would do
zou afmetselen
he/she/it would do
zouden afmetselen
we would do
zouden afmetselen
you all would do
zouden afmetselen
they would do
Subjunctive mood
metsele af
I do
metsele af
you do
metsele af
he/she/it do
metsele af
we do
metsele af
you all do
metsele af
they do
Past perfect tense
had afgemetseld
I had done
had afgemetseld
you had done
had afgemetseld
he/she/it had done
hadden afgemetseld
we had done
hadden afgemetseld
you all had done
hadden afgemetseld
they had done
Future perf.
zal afgemetseld hebben
I will have done
zal afgemetseld hebben
you will have done
zal afgemetseld hebben
he/she/it will have done
zullen afgemetseld hebben
we will have done
zullen afgemetseld hebben
you all will have done
zullen afgemetseld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgemetseld hebben
I would have done
zou afgemetseld hebben
you would have done
zou afgemetseld hebben
he/she/it would have done
zouden afgemetseld hebben
we would have done
zouden afgemetseld hebben
you all would have done
zouden afgemetseld hebben
they would have done
Present bijzin tense
afmetsel
I do
afmetselt
you do
afmetselt
he/she/it does
afmetselen
we do
afmetselen
you all do
afmetselen
they do
Past bijzin tense
afmetselde
I did
afmetselde
you did
afmetselde
he/she/it did
afmetselden
we did
afmetselden
you all did
afmetselden
they did
Future bijzin tense
zal afmetselen
I will do
zult afmetselen
you will do
zal afmetselen
he/she/it will do
zullen afmetselen
we will do
zullen afmetselen
you all will do
zullen afmetselen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afmetselen
I would do
zou afmetselen
you would do
zou afmetselen
he/she/it would do
zouden afmetselen
we would do
zouden afmetselen
you all would do
zouden afmetselen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afmetsele
I do
afmetsele
you do
afmetsele
he/she/it do
afmetsele
we do
afmetsele
you all do
afmetsele
they do
Du
Ihr
Imperative mood
metsel af
do
metselt af
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

affutselen
do
inmetselen
immure
opmetselen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afkaatsen
bounce off
afklokken
do
aflangen
do
aflaveren
do
aflekken
do
aflichten
lift off
afmatten
exhaust
afmeten
measure
afmetsen
do
afperken
fence off

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?