Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Afrennen (to do) conjugation

Dutch
7 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ren af
rent af
rent af
rennen af
rennen af
rennen af
Present perfect tense
heb afgerend
hebt afgerend
heeft afgerend
hebben afgerend
hebben afgerend
hebben afgerend
Past tense
rende af
rende af
rende af
renden af
renden af
renden af
Future tense
zal afrennen
zult afrennen
zal afrennen
zullen afrennen
zullen afrennen
zullen afrennen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afrennen
zou afrennen
zou afrennen
zouden afrennen
zouden afrennen
zouden afrennen
Subjunctive mood
renne af
renne af
renne af
renne af
renne af
renne af
Past perfect tense
had afgerend
had afgerend
had afgerend
hadden afgerend
hadden afgerend
hadden afgerend
Future perf.
zal afgerend hebben
zal afgerend hebben
zal afgerend hebben
zullen afgerend hebben
zullen afgerend hebben
zullen afgerend hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgerend hebben
zou afgerend hebben
zou afgerend hebben
zouden afgerend hebben
zouden afgerend hebben
zouden afgerend hebben
Present bijzin tense
afren
afrent
afrent
afrennen
afrennen
afrennen
Past bijzin tense
afrende
afrende
afrende
afrenden
afrenden
afrenden
Future bijzin tense
zal afrennen
zult afrennen
zal afrennen
zullen afrennen
zullen afrennen
zullen afrennen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afrennen
zou afrennen
zou afrennen
zouden afrennen
zouden afrennen
zouden afrennen
Subjunctive bijzin mood
afrenne
afrenne
afrenne
afrenne
afrenne
afrenne
Du
Ihr
Imperative mood
ren af
rent af

Examples of afrennen

Example in DutchTranslation in English
En ik ging de berghelling afrennen, richting van het Observatorium.And I went running down the mountainside, towards the Observatory.
Iedereen, de heuvel afrennen!Everybody run down the hill!
Ik ging, aangekondigd, naar binnen en zag een persoon de brandtrap afrennen.I entered, announced, and saw a figure racing down the fire escape.
Ik hoorde iemand de trap afrennen... en ik hoorde geklap.I heard somebody runningdown the stairs, and I heard clapping. Clapping?
Ik weet het, ik zag ze beide de trap afrennen.I saw them both running down the street-
Het is alsof ik die coyote ben, van die cartoons... Alsof ik een klif afren en als ik niet naar beneden kijk en blijf rennen,I can see 40... and it's like I'm that coyote in the cartoons, like I'm running off a cliff, and if I don't look down and keep running,
Hij hoort boven een bons, gevolgd door iemand die naar de voordeur rent, de deur openmaakt en de trap afrent.As the body hit the floor, he said he heard footsteps upstairs, running to the front door. Heard the upstairs door open, the footsteps start down.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afpennen
do
afreiken
do
afreizen
do
afremmen
pay
aftonnen
do
afwennen
do
afwinnen
do
berennen
do
narennen
do
oprennen
run up

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.