Beconcurreren (to compete) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of beconcurreren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
beconcurreer
I compete
beconcurreert
you compete
beconcurreert
he/she/it competes
beconcurreren
we compete
beconcurreren
you all compete
beconcurreren
they compete
Present perfect tense
heb beconcurreerd
I have competed
hebt beconcurreerd
you have competed
heeft beconcurreerd
he/she/it has competed
hebben beconcurreerd
we have competed
hebben beconcurreerd
you all have competed
hebben beconcurreerd
they have competed
Past tense
beconcurreerde
I competed
beconcurreerde
you competed
beconcurreerde
he/she/it competed
beconcurreerden
we competed
beconcurreerden
you all competed
beconcurreerden
they competed
Future tense
zal beconcurreren
I will compete
zult beconcurreren
you will compete
zal beconcurreren
he/she/it will compete
zullen beconcurreren
we will compete
zullen beconcurreren
you all will compete
zullen beconcurreren
they will compete
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou beconcurreren
I would compete
zou beconcurreren
you would compete
zou beconcurreren
he/she/it would compete
zouden beconcurreren
we would compete
zouden beconcurreren
you all would compete
zouden beconcurreren
they would compete
Subjunctive mood
beconcurrere
I compete
beconcurrere
you compete
beconcurrere
he/she/it compete
beconcurrere
we compete
beconcurrere
you all compete
beconcurrere
they compete
Past perfect tense
had beconcurreerd
I had competed
had beconcurreerd
you had competed
had beconcurreerd
he/she/it had competed
hadden beconcurreerd
we had competed
hadden beconcurreerd
you all had competed
hadden beconcurreerd
they had competed
Future perf.
zal beconcurreerd hebben
I will have competed
zal beconcurreerd hebben
you will have competed
zal beconcurreerd hebben
he/she/it will have competed
zullen beconcurreerd hebben
we will have competed
zullen beconcurreerd hebben
you all will have competed
zullen beconcurreerd hebben
they will have competed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou beconcurreerd hebben
I would have competed
zou beconcurreerd hebben
you would have competed
zou beconcurreerd hebben
he/she/it would have competed
zouden beconcurreerd hebben
we would have competed
zouden beconcurreerd hebben
you all would have competed
zouden beconcurreerd hebben
they would have competed
Du
Ihr
Imperative mood
beconcurreer
compete
beconcurreert
compete

Examples of beconcurreren

Example in DutchTranslation in English
Als de grote mannen elkaar beconcurreren... doen kleinere mannetjes, gluiperds genaamd, zichzelf voor als vrouwtje.As the big males compete... smaller males, called sneakers, disguise themselves as females.
Hij zal niet met je wedijveren, of beconcurreren.He won't vie with you, he won't compete with you
Vanaf nu contracteer ik klanten, die jij hebt gesproken, om je te beconcurreren.From now on, I'll contact the clients which you've contacted to compete with you
U beconcurreert me voor mijn theater en dan wilt u dat ik u betaal?You come to compete with me before my theater, and yet, you expect that I pay you?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'compete':

None found.
Learning languages?