Voteren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of voteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
voteer
I do
voteert
you do
voteert
he/she/it does
voteren
we do
voteren
you all do
voteren
they do
Present perfect tense
heb gevoteerd
I have done
hebt gevoteerd
you have done
heeft gevoteerd
he/she/it has done
hebben gevoteerd
we have done
hebben gevoteerd
you all have done
hebben gevoteerd
they have done
Past tense
voteerde
I did
voteerde
you did
voteerde
he/she/it did
voteerden
we did
voteerden
you all did
voteerden
they did
Future tense
zal voteren
I will do
zult voteren
you will do
zal voteren
he/she/it will do
zullen voteren
we will do
zullen voteren
you all will do
zullen voteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou voteren
I would do
zou voteren
you would do
zou voteren
he/she/it would do
zouden voteren
we would do
zouden voteren
you all would do
zouden voteren
they would do
Subjunctive mood
votere
I do
votere
you do
votere
he/she/it do
votere
we do
votere
you all do
votere
they do
Past perfect tense
had gevoteerd
I had done
had gevoteerd
you had done
had gevoteerd
he/she/it had done
hadden gevoteerd
we had done
hadden gevoteerd
you all had done
hadden gevoteerd
they had done
Future perf.
zal gevoteerd hebben
I will have done
zal gevoteerd hebben
you will have done
zal gevoteerd hebben
he/she/it will have done
zullen gevoteerd hebben
we will have done
zullen gevoteerd hebben
you all will have done
zullen gevoteerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gevoteerd hebben
I would have done
zou gevoteerd hebben
you would have done
zou gevoteerd hebben
he/she/it would have done
zouden gevoteerd hebben
we would have done
zouden gevoteerd hebben
you all would have done
zouden gevoteerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
voteer
do
voteert
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

acteren
act
afteren
do
beteren
mend
boteren
butter
citeren
quote
dateren
date
doteren
dope
enteren
inoculate
etteren
suppurate
fĂȘteren
do
interen
sinter
koteren
do
muteren
do
noteren
note
onteren
dishonour

Similar but longer

pivoteren
pivot
voeteren
go on foot

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?