Versteren (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of versteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
versteer
I do
versteert
you do
versteert
he/she/it does
versteren
we do
versteren
you all do
versteren
they do
Present perfect tense
heb versteerd
I have done
hebt versteerd
you have done
heeft versteerd
he/she/it has done
hebben versteerd
we have done
hebben versteerd
you all have done
hebben versteerd
they have done
Past tense
versteerde
I did
versteerde
you did
versteerde
he/she/it did
versteerden
we did
versteerden
you all did
versteerden
they did
Future tense
zal versteren
I will do
zult versteren
you will do
zal versteren
he/she/it will do
zullen versteren
we will do
zullen versteren
you all will do
zullen versteren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou versteren
I would do
zou versteren
you would do
zou versteren
he/she/it would do
zouden versteren
we would do
zouden versteren
you all would do
zouden versteren
they would do
Subjunctive mood
verstere
I do
verstere
you do
verstere
he/she/it do
verstere
we do
verstere
you all do
verstere
they do
Past perfect tense
had versteerd
I had done
had versteerd
you had done
had versteerd
he/she/it had done
hadden versteerd
we had done
hadden versteerd
you all had done
hadden versteerd
they had done
Future perf.
zal versteerd hebben
I will have done
zal versteerd hebben
you will have done
zal versteerd hebben
he/she/it will have done
zullen versteerd hebben
we will have done
zullen versteerd hebben
you all will have done
zullen versteerd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou versteerd hebben
I would have done
zou versteerd hebben
you would have done
zou versteerd hebben
he/she/it would have done
zouden versteerd hebben
we would have done
zouden versteerd hebben
you all would have done
zouden versteerd hebben
they would have done
Du
Ihr
Imperative mood
versteer
do
versteert
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Random

verschenken
do
verslappen
relax
versmoren
smother
versteken
hide
verstenen
petrify
versterken
strengthen
verstikken
suffocate
verstommen
fall silent
verstrammen
do
verstuiven
vaporize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?