Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Versteren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
versteer
versteert
versteert
versteren
versteren
versteren
Present perfect tense
heb versteerd
hebt versteerd
heeft versteerd
hebben versteerd
hebben versteerd
hebben versteerd
Past tense
versteerde
versteerde
versteerde
versteerden
versteerden
versteerden
Future tense
zal versteren
zult versteren
zal versteren
zullen versteren
zullen versteren
zullen versteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou versteren
zou versteren
zou versteren
zouden versteren
zouden versteren
zouden versteren
Subjunctive mood
verstere
verstere
verstere
verstere
verstere
verstere
Past perfect tense
had versteerd
had versteerd
had versteerd
hadden versteerd
hadden versteerd
hadden versteerd
Future perf.
zal versteerd hebben
zal versteerd hebben
zal versteerd hebben
zullen versteerd hebben
zullen versteerd hebben
zullen versteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou versteerd hebben
zou versteerd hebben
zou versteerd hebben
zouden versteerd hebben
zouden versteerd hebben
zouden versteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
versteer
versteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Random

verschenken
do
verslappen
relax
versmoren
smother
versteken
hide
verstenen
petrify
versterken
strengthen
verstikken
suffocate
verstommen
fall silent
verstrammen
do
verstuiven
vaporize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.